zaterdag 24 januari 2015

De Islam in de schaamstreek

Na drie delen Senegal, is het nu tijd voor een Islamitisch intermezzo in eigen land. Ja mensen, want straks worden we hier overspoeld door vluchtelingen (u weet wel, type bruin haar, donkere ogen. Heet vaak Mohamed), daardoor zijn er geen sociale woningen meer voor (wel hardwerkende, blonde) mensen, zo meldde het journaal. Of er in de tussentijd ook één en ander aan sociale woningbouw in de verkoop ging, hoorde ik niet. Als doekje voor het bloeden (ze zijn zo heerlijk politiek correct bij de NOS) mocht een goed Nederlands sprekende VWO scholier zijn kunstje opvoeren. 'Welkom in mijn wonink' (hij wel!), zei Mahmoed* tegen de verslaggever.

Wat wordt het volgende nieuws? 'Woningnood want we worden te oud'? Met erna, in het reclameblok, een spotje tegen ouderenmishandeling?  Ik hoor het Mustafa Marghadi al zeggen. (Kijk, daar heb je het al, die gozer is via Jeugdjournaal en Klokhuis zo onze huiskamer binnengekropen. Weliswaar bij de late uitzending, maar toch, zo'n naam, 'Moustafa', dat kan nooit goed zijn. Dat voel je.)

Ik durf vanavond niet te kijken naar 'Rot op naar je eigen land'. Hoewel het misschien juist een poging is om tegenwicht te bieden aan al dat sluimerende 'er zit wel wat in' gekwaak. En in het Dagblad lees je dan over de verbazing over hoe Joodse vrouwen van de Nazi's aardappels moesten (mochten?) rooien in Groningen in 1943. Waarom zijn 'ze' toen niet gevlucht? Maar voor stemmingmakerij kun je niet vluchten. En wie kan zo'n mechanisme beter verbeelden en verwoorden dan deze meesters van de satire.

Toch ben ik in deze discussie soms aangenaam verrast. Bij het lezen van een tweet van Willem Aantjes bijvoorbeeld. Die een Bijbeltekst de wereld in stuurt met een schijnbaar andere bedoeling dan je van een CDA-er zou verwachten. Als verweer volgt dan uiteraard dat 'wij Christenen' verlicht zijn en 'onze' heilige tekst in de juiste context en tijdgeest weten te plaatsen. Om het ingewikkeld te maken zijn de weinige mensen die ik ken die er -heimelijk dan wel openlijk- voor uitkomen dat Wilders gelijk heeft, zelf moslims. Of ex-moslims. Maar dat zou geloof ik niet kunnen.

Wat er in de Koran of Bijbel wordt gezegd weet ik niet. Ze staan hier wel in de kast. Naast respectievelijk -even spieken- 'Het kapitaal' van Karl Marx en Otto Ruhle (deel 1, verkorte uitgave) en 'voorlichting voor jongens over sex' van sipke van der land (die 'X' en ook het gebrek aan hoofdletters verraadt een zekere gedateerdheid. blz. 33: 'Meisjesjagers aangehouden. Drie schoolgaande jongens van elf en dertien jaar zijn in hun woonplaats Groningen aangehouden omdat zij met windbuksen op meisjes schoten. Het drietal beschikte over 11.000 kogeltjes")

Maar ik dwaal af. Het ging over de invloed van 'de moslim' op ons geliefde vaderland (wanneer wordt vaderland eigenlijk moederland en omgekeerd?). Tegen een versimpeling van de werkelijkheid is geen kruit gewassen. Het enige wat ik wel kan doen, is mijn werk. En om me heen kijken.

In opvangcentra willen toiletpotten wel eens los gaan zitten. Niet zo zeer omdat vluchtelingen dat ding slopen, maar omdat het plaatsnemen op de pot soms vies wordt gevonden. En zo'n ding is niet  gemaakt om op te staan, dus dat gaat mis. Daarnaast geven veel moslims er de voorkeur aan om hun edele delen na toiletbezoek (en na andere toepassingen) met water te wassen in plaats af te vegen met papier. Dat dit ook in landen voorkomt waar de meerderheid van de bevolking een christelijk geloof aanhangt, verraad de herkomst van het woord 'bidet'.

Voor mijn huidige werk kom ik niet meer in opvangcentra maar doe ik klusjes bij mensen thuis. En laat ik nu net bij een keurig Hollands gezin een bidetkraan moeten monteren. Ze hadden de weldaad ervan op vakantie in den vreemde ervaren en wilden nu niets anders meer. De groothandel, Gamma of Karwei konden me niet helpen maar uiteindelijk, 'Jippijajajippiejippiejee', bood de roze bouwmarkt uitkomst. Ze hadden zelfs drie uitvoeringen. Van basic tot lux. Geberit lijkt in dit spotje ook niet veel moeite met moslims te hebben: 'Water is natuurlijke zuiverheid' (hoewel de pot waarmee u met water wordt gereinigd mij meer doet denken aan een vermomde vibrator).


En voor deze bekering tot het billenwassen kroop nog een andere sluipende cultuurverandering ons op de huid. Want u wilt toch niet beweren dat het massaal kortwieken van de schaamstreek een uiting is van een verlichte uitleg van de bijbel?

U zijt gewaarschuwd waakzaam Nederland!
We worden overspoeld.
Ik voel het in mijn kruis.
Amen.



*Mohsen lijkt in het nieuws-item goed geïntegreerd. Hij droogt zijn gebloemde koffiekopjes na ze uitvoerig met schuim te hebben gesopt, gelijk af en zet ze dan in de kast. Dat vind ik dan weer onrein. Het lijkt op mezelf afdrogen na het inzepen. Maar dat komt natuurlijk omdat mijn inburgering plaatshad in een katholiek land. Of ze hebben het spoelen er bij de redactie uitgeknipt.

vrijdag 23 januari 2015

Het gebroken gezin in Dakar 3

Vervolg van 2

Na tien minuten in de taxi wordt het nog stadser. Ik vraag de chauffeur of hij weet waar het hotel is. Er komt geen duidelijk antwoord. Ik pak mijn Lonely Planet er bij en geef hem het adres. Hij geeft geen teken van herkenning. Ik probeer hem uit te leggen dat het met 'vue sur mer' is. Paulien: "Mama, waarom laat je hem niet de kaart zien, dan weet hij het toch wel?"  Ik: "Volgens mij zou hij daardoor niet beter weten hoe hij moet rijden."

We rijden volgens mij de goede kant op. Dan leg ik hem uit dat het bij de Corniche Ouest is. Dat lijkt voor hem enigszins richtingwijzend te zijn. We rijden door smalle straatjes (die bij ons eenrichtingverkeer zouden zijn, je kunt elkaar hier met geen mogelijkheid passeren), de chauffeur spreekt een man op straat aan: 'Hé grand frère!' Richt zich dan tot ons op de achterbank: "Hoe heette dat hotel?" Ik laat hem de gids zien. De Lonely Planet gaat naar de 'grand frère', die het ook niet weet. Lonely Planet weer naar de achterbank en verder rijden. 

Omdat ik nog steeds redelijk zeker weet dat we ongeveer goed zitten, vind ik het best. Het is ook wel grappig, zo'n nachtelijke sightseeing, met een aardige taxichauffeur, die niet weet waar ie ons naar toe moet brengen, maar die wel heel erg zijn best doet. Zo zie je nog eens wat van nachtelijk Dakar.


Het tafereel met een of andere 'grand frère' herhaalt zich nog een paar keer, tot er één een duidelijke beschrijving geeft, bij die winkel links, dan tout droit, dan bij dat punt zo en zo, dan bij dat ding rechts, en dan nog even tout droit, en huppeldepup bladiebla. Chauffeur lijkt het te begrijpen en binnen vijf minuten staan we voor ons hotel.


Er is een klein raamloos huisje waar een security-vent, helemaal ingepakt met muts en sjaal en winterschoenen, in diepe slaap verzonken half tegen de muur op een krukje hangt. Hij wordt niet wakker van ons. Chauffeur gebaart ons in de auto te blijven zitten en vraagt waakman, die hij eerst omstandig wakker moet maken, of hij met de taxi naar beneden naar het hotel mag rijden. Kennelijk mag het niet, chauffeur komt weer terug en helpt ons met het uitladen van de koffers.

Ik had er van te voren al op gelet dat ik kleine briefjes euro's had, zodat ik mijn vijftien euro passend kon betalen. Maar voor zijn gezoek en zijn nachtelijke stadstoer, en omdat hij de jongeman zo veel voor zijn bemiddeling moest betalen, en omdat het een aardige man is die zijn werk gewoon goed doet, ben ik best bereid twintig euro te betalen. Ik geef hem twee briefjes van tien euro en zeg dat het zo goed is. Ik verwacht eigenlijk een bedankje, maar hij staat wat schaapachtig naar de briefjes te kijken. Hij reageert vrijwel niet.

Dan leg ik hem uit dat de vijftien euro die ik met de jongeman had afgesproken, ongeveer tienduizend francs is. En dat twintig euro veertienduizend francs waard is. Dan klaart zijn gezicht op,  hij bedankt me, probeert me nog een toer aan te smeren door te vragen wanneer hij ons weer op kan halen en welke toer we zouden willen doen, en verdwijnt dan in de nacht. Wij pakken onze koffers en lopen naar het hotel. Halverwege komt iemand van het hotel de trappen op rennen, zijn veters nog los, om ons te helpen met dragen. Die zat vast ook te slapen bij het wachten op late gasten.

Aan de receptie moeten we ieder een kaartje met formaliteiten invullen, paspoortnummer, beroep, adres, de hele reutemeteut. Dan met meneer de drager naar de eerste verdieping. Het hotel ziet er net zo gek en exotisch uit als op de foto's. In de lift met rood tapijt staat een gietijzeren zitbankje. Aan de muur op de gang zijn reliëfs van Romeinse en Egyptische taferelen. Op de vloer in de gang liggen mozaïeken in de vorm van zebravellen.


Boven het grote bed hangt een klamboe, boven het eenpersoonsbed niet. We hangen onze klamboe op, poetsen onze tanden, kleden ons om, werpen vanaf ons balkon nog even een blik op zee, en vallen dan doodmoe in bed.

Wordt vervolgd.


dinsdag 20 januari 2015

Het gebroken gezin naar Dakar* 2

Vervolg van 1
 
Wij gaan met zijn drieën naar het loket. Heeft u een visum? Nee, hebben we niet. Wilt u dat kopen?
Nou ja, si c'est obligé, dan wel, ja. 
Ok, loopt u maar met die mevrouw mee. Er zijn – behalve een paar officiële figuren in uniform – verder geen mensen. (Zijn we de enigen die hier een visum moeten kopen?) Eerst moeten we 157,50 euro betalen (Tsja, ze willen hier natuurlijk wel wat aan die toeristen verdienen). Dan moeten we naar een andere politiemeneer, waar ik op een stoel voor een fotoapparaat moet gaan zitten. Ondertussen staart meneer op zijn beeldscherm. Het apparaat waar ik voor zit, ziet er uit alsof het niet echt (of: echt niet...) werkt. 

Inderdaad krijg ik tien minuten later een visum in mijn paspoort geplakt, waar een foto van de foto in mijn paspoort bij staat. Er staat inmiddels een rij van vijftien personen achter ons. Ook de vrouw met het kindje. Ze legt uit dat zij Senegalese is maar het jongetje Frans, dus dat hij een visum nodig heeft. We praten over het belang van de nieuwe taal en de nieuwe nationaliteit voor de kinderen die in dat andere, nieuwe land opgroeien, waar je als ouder heen bent geëmigreerd. Intussen maak ik me zorgen over onze koffers en hoop maar dat ze straks nog ergens op een band rondrijden.


Ik ga zowat van mijn stokje van de vermoeidheid. Ook de kinderen zitten te gapen. Dan begint meneer de eerste autoriteit iets tegen me te zeggen, ik versta het slecht. Waar heeft ie het nou over? Koffie? Ik moet hem koffie geven? Wil ie koffie met me gaan drinken? 
Nu? 
Hier? 
Ik begrijp er geen hout van. Ik begin maar wat te antwoorden, zeg dat we moe zijn, dat de kinderen willen slapen, dat we naar ons hotel willen. Dan begint me iets te dagen. Ja ja, koffie. Zou dat -een half uur nadat we Senegalees grondgebied hebben betreden- een verzoek om smeergeld zijn? Of zie ik nu beren op de weg? Ik doe alsof mijn neus bloedt en klets maar wat verder over moe en kinderen en lange reis en willen slapen.


Na een klein half uurtje zijn we alle drie klaar en kunnen we naar onze koffers op zoek. Geen idee welke band we moeten hebben, nergens staat iets aangegeven. De meisjes bestuderen de wachtende mensen en zien dat er meerdere mensen zijn die bij ons in het vliegtuig zaten, dus het zal wel de goede band zijn.


Als we weer buiten staan is midden in de nacht, warm, vochtig. De sfeer is stads. Tientallen mensen staan geduldig aan hekken te wachten. Veel mannen, ook een aantal vrouwen, met prachtige gekleurde gewaden en grote om hun haar gebonden doeken. Veel mannen met djellaba's en van die kleine petjes/hoedjes. Zeer Afrikaans, zeer islamitisch.


We zijn de deur nauwelijks uit of ik word aangesproken door een jongeman die vraagt of we een taxi nodig hebben. De kinderen zijn al wat verder gelopen, in de veronderstelling dat we niet met de eerste de beste die ons aanspreekt, mee gaan. Maar ik vraag toch maar of hij weet waar hotel Sokhamon is en wat dat ritje zou kosten. Vingt euros. Volgens mijn info zou het tussen de douze en quinze euros moeten kosten, dus ik stel quinze voor. 

Hij vindt het best, pakt mijn rolkoffer, ik roep de kinderen en we lopen in flink tempo achter mijn rolkoffer aan de hand van meneer aan. Hij wordt door het dranghek gelaten, heeft kennelijk goede connecties. Met vlotte pas loopt hij naar de straat, waar taxi's staan te wachten. Maar hij loopt verder, de straat een stuk in, tot hij geroepen wordt. Hij draait zich om, loopt (nog steeds met onze koffer) nu met flinke pas weer naar het begin van de rij taxi's, hij smijt mijn koffer in de achterbak van de eerste taxi en gooit de bak dicht. Ondertussen is er een wat oudere man uit de taxi gestapt, degene die hem had geroepen, die doet de achterbak weer open, laadt onze tweede rolkoffer in en laat ons alle drie op de achterbank plaatsnemen. Chauffeur stapt in en gaat achter het stuur zitten, jongeman stapt aan de bijrijderskant in. Er ontstaat een niet al te vriendelijke woordenwisseling tussen de twee mannen voorin, terwijl meneer de chauffeur langzaam is begonnen te rijden. Ondertussen probeert de chauffeur met zijn rechterhand uit de catacomben van zijn dashboardkastje wat geld vandaan te vissen. Een paar duizend francs. Volgens jongeman is dat niet genoeg, nog duizend franc erbij, nog duizend franc. Als we een paar honderd meter met een slakkengangetje gereden zijn en jongeman eindelijk tevreden is met het bedrag, stapt jongeman uit en rijdt chauffeur mopperend verder.

Ik probeer in het Frans een gesprek aan te knopen over wat er nou was. Ik begreep al dat jongeman alleen maar een klantenvanger was, geen taxichauffeur, maar hoe dat nou zat en hoeveel hij voor welke diensten betaald kreeg, dat kan ik toch niet doorgronden. Ik vertel de chauffeur dat jongeman was ingegaan op mijn bod van vijftien euro. (Niet dat we daar straks nog onenigheid over krijgen.)


In ieder geval lijkt de chauffeur me een aardige vent. Ik leg de kinderen uit dat het mopperen van de  chauffeur op jongeman mij wel vertrouwen gaf in de chauffeur. Paulien: "Huh, omdat hij boos werd op die jongen, vind je hem aardig?" Ik: "Omdat de chauffeur beledigd was dat de jongeman zo veel geld wilde hebben, denk ik dat de chauffeur in ieder geval niet iemand is die ons gaat oplichten of die onaardig tegen ons zal zijn."


Het is half drie 's nachts, voor ons dus al half vier. Onze taxi heeft aan de voorkant zo goed als geen licht, achter iets meer. Je kunt de weg nauwelijks zien vanwege de strepen op de voorruit. Er is behoorlijk veel verkeer onderweg, veel taxi's. Buitenwijken van Dakar, veel blokkenhuizen, platte daken, eenvoudig gebouwd, lijkt wel wat op de buitenwijken van Caïro, maar dan minder dicht bij elkaar gebouwd.

Met zijn drieën achterin de auto. Nuna: "Mama, de snelheidsmeter doet het niet." Inderdaad, de wijzer blijft op 10 km/h hangen. Paulien: "Mama, ben jij bang?" Ik: "Nee, ik ben niet bang. Ik vind het wel erg spannend, hoe het er hier uit ziet, hoe de vakantie wordt, waar we belanden, maar ik zou niet weten waar ik bang voor zou moeten zijn. 
Paulien: "Goed. Als jij niet bang bent, dan ben ik ook niet bang."







* Mijn zus woont met haar dochters in Berlijn. Zomers is het daar goed toeven maar de barre winters ontvlucht ze graag. Naar Thailand, Jamaica of de Canarische eilanden. Ze schrijft over wat ze ziet, hoe je koopt of onderhandelt in een taxi. Over hoe haar puberdochters omgaan met hun nieuwe indrukken. Als ik haar verhalen lees, is het alsof ik er bij ben. Daarom deel ik het hier graag. Dit is het ingekorte verslag van de reis die ze in 2014 met haar dochters van twaalf en vijftien naar Senegal maakte.

Wordt vervolgd

zaterdag 17 januari 2015

Het gebroken gezin naar Dakar*

Na een uurtje door Berlijn met bus en metro, zijn we om elf uur 's ochtends op vliegveld Schönefeld. De bagage wordt al voor het inchecken gescand. Wat zouden ze controleren? Je kunt daarna gewoon nog wat in de bagage stoppen. Dat doen we dan ook. De koffers laat ik niet doorchecken tot Dakar, want met vijf uur overstaptijd in Portugal kunnen we zo mooi nog bij ons flesje water, potje boter en zakmes.


In Lissabon lijkt het wel Afrika. Meer dan de helft van de mensen die staan te wachten is zwart. Terwijl we toch een vliegtuig uit Berlijn hadden en niet uit Timboektoe. Waar zouden onze koffers zijn? Recolha bagagem. Bagaazj. Interessante taal, Portugees. Vooral die uitspraak. Mijn oudste dochter Nuna (15) vindt het op Russisch lijken.


Na wat rondzwerven vinden we onze koffers eenzaam op een band ronddraaien. Eerst maar even een verpleegpauze met pleisters en jodium voor Nuna's gewonde vinger. Het is een graad of dertien, stralende zon, maar de straat is nat. Met zijn drietjes duwen we onze kar vol bagage over het spekgladde plein, dat is omringd door palmbomen.


Bij 'My Bistro' bestellen we wat eten. Kan ik hier nou al 'Salaam aleikum' zeggen? O nee, we zitten nog in Portugal. Mijn jongste dochter Paulien (12): "Mama, het vlees van jouw hamburger ziet er lekker uit."  Ik: "Ja, ik dacht al dat dat hier goed zou zijn, dit is geen MacDonalds, die hamburger is vast zelf gemaakt."

Ik heb geen idee wat we volgende week te eten krijgen. Nuna: "Waar hadden we ook al weer dat vieze eten uit blik, waar we niet konden lezen wat er op stond? We hadden toen die zure ingelegde kool. En in dat andere blikje zat vis, hoewel er een plaatje van een kip op stond. Volgens mij was dat vogelvoer."


Na ons maaltje gaan we verderop op een bankje zitten. De kinderen spelen met hun mobiel, ik naai het jurkje van mijn jongste dochter. Voordat we ons boeltje weer inpakken nemen we de tweede portie van onze Malarone-kuur, waar we gisteren in Berlijn mee zijn begonnen.


Om zeven uur checken we de bagage weer in en krijgen nieuwe instapkaarten. Bij de douane vraagt de Portugese beambte in het Duits aan de kinderen of ik hun moeder ben. "Ja, meneer." "En jullie vader?" Ze snappen de vraag niet. Paulien antwoordt dat haar ouders uit elkaar zijn. Dan wil hij nog weten waarom ze naar Senegal gaan, is dat voor vakantie? Ja, dat is het. Daarmee neemt hij genoegen. Het is vast bedoeld tegen kinderontvoeringen.

 Dat we paspoorten van verschillende landen hebben, vinden ze bij sommige douaneposten maar vreemd.

Twee jaar geleden vroeg een Frankfurtse douanier, van hooguit 25 jaar: "Mevrouw, is uw man Duits?" "Nee meneer, ik heb geen man, nooit gehad ook."
 Hij: "Waarom zijn de kinderen dan Duits?" 
Ik: "Ze hebben een Duitse vader." 
Hij -op zijn teentjes getrapt- : "Wollen Sie diskutieren, oder was?"
In zulke gevallen ben ik blij dat de kinderen mijn achternaam hebben. Anders zouden we bij de grens vast vaker problemen krijgen als 'gebroken gezin'.





Het is één uur 's nachts als ik mijn voor het eerst van mijn leven voet op Afrikaanse bodem zet. Het voelt hier warm, vochtig, een beetje benauwd, ondanks een zeebriesje. Ik help een mevrouw met een kindje op de arm met haar loodzware handbagage. Naar binnen, drie verschillende rijen, ik loop maar met haar mee. Ze zegt dat ik naar de andere rij moet maar verwacht kennelijk toch dat ik met haar koffer achter haar aan loop. Ik zet de koffer bij haar neer, kruip met de kinderen onder twee linten door en sta dan hopelijk in de goede rij. Je kunt het aan de kleur van de mensen niet zien. Die zijn in alle rijen zowel zwart als blank.
Voor ons staat een man alleen bij het loket, de douanemevrouw vraagt hem iets in het Frans en kijkt dan vragend naar ons. Hij antwoordt in het Italiaans dat hij alleen is en dat wij niet bij hem horen. Ze vraagt hem nog iets. "No, solo italiano." Zal ik deze meneer te hulp schieten en voor hem vertalen? Dat doe ik in zo'n geval meestal wel. Maar ik heb even geen zin en denk dat we straks zelf ook nog allemaal formaliteiten moeten regelen. Hij moet zelf maar zien hoe hij het redt. (Gaat een beetje een verre reis naar Afrika maken zonder ook maar een woord Engels of Frans te leren. Daar moet je echt Italiaan voor zijn.)

Vervolg


 








* Mijn zus woont met haar dochters in Berlijn. Zomers is het daar goed toeven maar de barre winters ontvlucht ze graag. Naar Thailand, Jamaica of de Canarische eilanden. Ze schrijft over wat ze ziet, hoe je koopt of onderhandelt in een taxi. Over hoe haar puberdochters omgaan met hun nieuwe indrukken. Als ik haar verhalen lees, is het alsof ik er bij ben. Daarom deel ik het hier graag. Dit is het ingekorte verslag van de reis die ze in 2014 met haar dochters van twaalf en vijftien naar Senegal maakte.

woensdag 14 januari 2015

Ik heb er ook twee. Eindelijk!

Ze waren er plotseling. Of ik merkte het plotseling. Zou het met de griep te maken hebben? Waar half Nederland door lijkt te zijn geveld? Waardoor ook ik twee dagen hoestend, zwetend, duttend en, niet te vergeten wordfeudend op de bank doorbracht.

Want na te zijn gezwicht voor twitter en ik ook mijn oerdegelijke nokia inruilde voor een smartphone (hoezo 'mini'? Hoe hou je dat ding in godsnaam vast achter het stuur?! Mag dat niet? Dan heb ik niks gezegd. Reuzehandig zo'n tutsjskrien. Vanaf nu nooit meer gevaarlijke verkeerssituaties door mijn toedoen), nu ben ik, in een poging de door mij gemiste trein der vooruitgang alsnog te halen, verslaafd aan scrabbelen op een schermpje. Met mijn vader, mijn nichtjes in Berlijn in het Duits en ik zocht zelfs tegenspelers in het Italiaans.

Maar er was deze week een ander soort vooruitgang. Eentje zonder dubbele woordwaarde. Eentje die je bij leven altijd wint. Na twaalf vol gesnoten rollen toiletpapier stond ik nu te proesten in een enorme luierdoek (dus daarom moesten die steeds meeverhuizen). Eenmaal uitgeniesd wreef ik gedachteloos over mijn voorhoofd. Waar zich opnieuw een zeurende hoofdpijn aandiende.


En daar zaten ze!

Twee echte,
niet erg diepe,
maar hele pure!

Vierenveertig jaar heb ik er dagelijks op geoefend. Door te lachen, te huilen, te schreeuwen, puistjes uit te knijpen, baardharen uit te trekken, tegen de zon in te turen, te fronsen en te verbazen. 
Mijn hoogstpersoonlijke plooien van vlees en bloed! Ook wel oneerbiedig als 'rimpels' aangeduid. 

Met smart is het nu wachten op de dag dat mijn eerste grijze haren gaan verschijnen. Wellicht zal ik dan eindelijk volwassen wijsheid uitstralen en kan ik het imago van jong blondje voorgoed achter me laten.

Leve de leeftijd!



vrijdag 2 januari 2015

Ga je mee sneeuwballen gooien in Syrië?

De inwoners van Roemenië zijn straatkinderen, in de VS eet iedereen fastfood en Nederlanders  blowen dagelijks. O ja, ze geven hun tachtigplussers trouwens ook een spuitje als die hen tot last zijn. Baby's trouwens ook, zo meldde de pers in dat hamburgervretende continent aan de andere kant van de plas, toen het UMCG (Universitair Medisch Centrum Groningen) de moed had om een protocol op te stellen over hoe te handelen bij te vroeg geborenen.

In Sierra Leone wonen kindsoldaten, Liberia sterft aan ebola en in Irak lopen vrouwen in tenten. In Iran, Afghanistan en Jordanië trouwens ook. O nee, wacht, Jordanie?, daar hebben we helemaal geen plaatje bij in dat kleine brein van ons. Ja, iets met een koning of zo. Toch? 

Tevergeefs zocht ik op internet naar een foto van die fietstocht in Syrië om geld in te zamelen tegen kinderkanker. Ik vond alleen een linkje naar een Flickr fotosite met plaatjes van een mooie (en rokende) vrouw, een kerk, 'Damascus by night' en, last but not least, een pak sneeuw in de straten  waar mijn kinders een moord voor zouden doen. Maar dat is vast een oneerbiedige woordkeus.

De plaatjes zijn beschermd. Maar hier is de link naar een witte Syrische kerst. Of nee, dat klopt niet. De foto's zijn recenter, pas drie dagen oud. En pas tien keer bekeken. Da's vast een stuk minder dan al die onthoofdingen die we zeggen niet te willen zien. Of het echt is? Ik zou het niet weten. Maar dat weten we van de onheilstijdingen die ons om de oren vliegen vaak ook niet.

Roemenië schijnt trouwens een prachtig vakantieland te zijn.
Maar misschien willen wij blowende kindermoordenaars dat helemaal niet weten.