zondag 27 april 2014

dzerotresettetsjienkwe

Oftewel  0375. In het Italiaans. De 'muziek' van het nummer ken ik al sinds 1988 uit mijn hoofd. Het stond toen in de krant onder een advertentie voor seizoensarbeiders in de tabak. Niet dat dit nu mijn droombaan was of zo. Om vijf uur opstaan, jonge plantjes uit het zaaibed halen en gezeten achterop de tractor in de plantmachine steken. Klik klik klik. Later nat van de regen of dauw (zonder regenpak) of nat van het zweet (met) en dan de hele dag met je kop naar je knieën in een razend tempo plakkerige bladeren plukken van de tabaksplant. Met kilo's klei onder je laarzen.

Maar ik ging wel. Praatte kort met mijn toekomstig werkgever R. En toen we het barretje van het onooglijke stationnetje uitliepen wees hij me op een tuttig blondje dat net langskwam op haar roze vouwfiets. Instappertjes, flodderkleertjes.... 'Wat wou die nu beginnen in de tabak?' prevelde ik onhoorbaar.

Van de zes jonge meiden die de oude vrouwen kwamen versterken -sommige van hen werkte er vanaf hun elfde- bleven alleen zij en ik over. Er heersten feodale gewoonten. Rangen en standen waren helder. In het oude dorp woonde de manke oude pachtboer met zijn tandeloze, alcoholische vrouw en deels verslaafde kinders in een zwartgeblakerd huisje. Ze werkten beiden elke dag in de tabak. En hij onderhield natuurlijk ook de tuin van het landhuis en de groentetuin van de baas. Zo gaan die dingen. Iedereen kende elkaar. Wist alles van elkaar. Maar, zoals dat gaat binnen gesloten gemeenschappen, niemand praat er over. Want morgen heeft men elkaar weer nodig.

Het blondje en ik werden de beste maatjes. We crossten in mijn gammele R-4tje of met zijn tweeën op haar crossmotor naar de verder gelegen velden. Zij durfde tegen de te lage betalingen in te gaan. Een primeur in het dorp. R., onze baas, werd haar man. Toen ze in 1990 trouwden was ik 41 weken zwanger van mijn eersteling. De manke pachtboer mende het paardje van het karretje waar ze als jonge bruid op zat. 

Ze was extreem links en trok in haar eentje ten strijde tegen onrecht. Bij de vakbond en in de politiek. Na de Italiaanse verkiezingen van begin 2013, belden we elkaar. Ja, ze had gerekend op verlies, maar haar partij was nu echt compleet van de kaart geveegd. Ze voelde zich als een kip die leegbloedt na de komst van de 'comadreja'. Ik zegde toe er een logje over te schrijven.

Haar man R. was niet alleen een hardwerkende boer, ook hij was begaan met de wereld. Kaartte misstanden bij het ziekenhuis aan en kwam in opstand tegen de kap van lindebomen. Hij leerde de moedertaal van zijn vrouw, leende mij geld toen ik remigreerde naar Nederland en had mensen vanuit de hele wereld in dienst. Zo ook M, voormalig schoondochter van de manke pachtboer. M was op de vlucht voor haar ex. R. bood haar werk en onderdak. Maar haar ex dacht dat er meer speelde. Zo gaat dat. 'Er gebeurt niks', zei M. 'Er gebeurt niks', zei ook R. tegen zijn vrouw. 'hij dreigt wel, maar we hebben vroeger immers samen gevoetbald en op school gezeten. Het zal zo'n vaart niet lopen.'

Wat een comadreja in het Italiaans is weet ik niet. Ook niet in het Nederlands. Net zo min als ik weet hoe ik degene moet noemen die een maand later de metafoor met de kip werkelijkheid liet worden. Wie het was weet iedereen. Ook voordat het ging gebeuren. Zo gaat dat in dorpen als deze.
Ik hoorde het toen ik elf maanden geleden het mij zo bekende 0375 op mijn display zag verschijnen. Op klaarlichte dag. Wat nooit gebeurde. Twee dagen later droegen we R. naar zijn graf.

Vanavond draaide ik het nummer opnieuw. Er was geen gehoor. Gelukkig wel op haar mobiel. Ze klonk dichtbij. Ze klonk moedig. We lachten als vanouds. Ze vertelde dat ze die middag op de tractor zat en nieuwe komkommer en meloenen had geplant. De oude man die haar hielp had haar op een zeker moment gevraagd te stoppen. Hij wilde zijn bewondering uitspreken: dat ze geen manoeuvre te veel maakte. Vorig jaar had R. ze nog geplant: boontjes, meloenen, courgettes. In juli had ik haar geholpen met de oogst. Hun dochter verkocht ze aan de weg.

'O ja', zei ze, 'je kunt het oude nummer nu wel wissen'. Het nummer dat we destijds beiden belden voor een baan in de tabak. Ze dicteerde me het nieuwe nummer. En ik het mijne.

vrijdag 25 april 2014

De houthandel belde toen ik in de avondzon de ochtendkrant las en toen lag er een kind in het water

'Rust'; dacht ik nog. Daar in het gras, onder het frisse groen, tussen de molshopen, omringd door lieflijke watertjes en meertjes. Met achter een boomwal het geluid van forensen die zich over de A28 naar huis spoedden.

Op veilige afstand, met een schuine blik op de krant, aanschouwde ik een potje 'rugby op het water'. Wist niks af van het bestaan van deze sport. Met bal, helmpjes en vooral veel gespetter. Een soort waterpolo, maar dan zittend. Ik moet er niet aan denken om zo'n verdwaalde mep met een roeispaan, of moet ik peddel zeggen, tegen mijn kop te krijgen. Doe mij maar de krant.  

De crisis moet wel erg zijn. Dat maakte ik niet op uit de krant. Maar meende ik te concluderen toen de groothandel mij opbelde om te melden dat ze me misten. Bij het horen van de bedrijfsnaam dacht ik in eerste instantie dat mijn rust voorbij was, en wachtte gespannen af welk bedrag er zou volgen dat ik hen nog schuldig was. Maar de uiterst vriendelijke mannenstem vroeg hoe het met me ging, dat hij me zo lang niet had gezien en of ik nog eens langskwam voor een geheel vrijblijvend kopje koffie.

In het niet meer vochtige gras, met een laaghangende zon, wachtend zonder echt te wachten, was ik erg geduldig. Ik hoorde de beste man uit over hoe het stond met hun bouwshop en de mogelijkheid om online facturen te ontvangen. Op mijn programma staan horren die ik nog moet maken. Misschien dat ik het hout voor het frame bij hun ga aanschaffen. Bij een kop koffie. En misschien krijg ik dan weer een knuffel kado. De eerdere bruine beertjes werden door mijn kinders 'houtje' en zaagseltje' gedoopt.

O ja, kinders. Dat was waar ook. Wel zo aardig dat ik wat interesse toonde voor zoonlief. Ik was hier per slot beland dankzij hem. Hij ging voor het eerst bootje varen, ik bedoel roeien, eh, kanoën, met een vriendje. De clou verklapte ik al in de titel.

Terwijl ik Kees ontdeed van het aan zijn lijf geplakte T-shirt, klaagde hij over het gebeurde. Over hoe stom het was dat hij na het omkiepen ook nog terug in de boot moest. Hij was liever naar de kant gezwommen. Maar dat mocht niet. Zijn slechte humeur was onder de warme douche gelukkig gauw over. En toen we het vriendje thuis afzetten, zei hij dat hij de volgende keer samen met hem 'Intouchable' wilde kijken. Want dat was zo'n mooie film.

's Avonds aten we Surinaamse kippensoep met het Algerijnse buurmeisje. En Griekse balletjes met basmatirijst. En sla met zachte geitenkaas. En gegrilde aubergines en courgettes.

Kees zette het nummer 'Fly' op. Dat hij zo mooi vindt. Van de film. 
En nu maar hopen dat er niet ook een vriendje op skydiven zit.

woensdag 9 april 2014

De moeder en de gevaren

Ik hoor haar soms fronsen. Als ik vertel dat ik weer eens op de steiger klauter. Dat doen moeders namelijk. Als ze aan de telefoon zitten met hun klusdochter. 'Kijk je wel uit?' of nee, dat zegt ze niet. Het is meer een veelzeggend soort 'Hm'. Ze vindt het misschien wel stoer, maar eigenlijk ook maar niks, zo'n klimmeisje.

Ik zelf eerlijk gezegd ook niet. Elke keer als het schilderseizoen begint, moet ik mijn hoogtevrees weer overwinnen. Dit jaar begint dat al het met steeds voor me uitschuiven van het maken van offertes voor onderhoud aan gevels tot zo'n zeven meter hoog. Schuldbewust fiets ik dagelijks langs collegaschilders die fluitend op de steiger staan. Ook het weer mag geen excuus zijn voor mijn uitstelgedrag. Want het lijkt wel zomer.

Als alibi pak ik andere klussen des te voortvarender op. Zo mocht ik de redder in nood spelen en een studente bevrijden via het balkon van de buren. Ik restaureerde een prachtige antieke deur, legde buiten in de zon een mooi patroontje met klinkers en trok draden voor een contactdoos voor een kattenluik. -ja zeker, daar zit soms een snoer aan, wist ik ook niet. Een mens leert elke dag weer bij- Kortom, snel werk met snel resultaat.

De huiseigenaar van wie de huurder moest worden ontzet, smste vrijdag opnieuw. Voor een ander huis, waar een stukje plafond was weggehaald. Of ik dat weer dicht kon maken. Tuurlijk. Had zelf nog een gipsplaatje liggen. Trapje mee, stagiaire mee, en hopla in de klusbus. In welke van de honderd-en-een kamers in het pand ik moest zijn wist ik. Want ik kreeg per mail een plattegrond met kamernummers en de bijpassende namen en telefoonnummers. Zelfs de sleutel zou ik nog moeten hebben. Want ik had er eerder gewerkt. Dus griste ik ook de sleutelbos mee waar een gemiddeld gevangenbewaarder U tegen zou zeggen.

Staand op mijn trapleertje rolden er blauwe korreltjes uit het gat in het plafond. Ik was gewaarschuwd. Toch stak ik mijn hand in het gat. Om er achter te komen waar het hout zat waar ik de gipsplaat aan zou kunnen bevestigen. Ik graaide in iets. Shit, een muizenval. Best logisch ook: gif, een val.... Het ging net goed. De volgende voelpoging deed ik toch maar met een duimstok. Net op dat moment slofte studente nummer zoveel op haar weekendsokken de kamer binnen: "O, hoi, moest je nog even doorgeven dat.......

'PANG!'

Nog nabevend over wat er gebeurd zou zijn als in plaats van mijn duimstok, mijn eigen vingertjes door de rattenval waren gegrepen, bedankte ik de bewoonster voor het doorgeven van de boodschap.

'Hm'

' s Avonds at ik bij mijn lief. Gelukkig geen gebakken Lehtikootjes. En ook geen rattenworst. Hoewel, je  weet het maar nooit tegenwoordig. Paarden voor koeien verkopen schijnt vaak voor te komen, dus waarom geen lekker stads ratje, in plaats van zo'n schattige Miss Piggy op je bord. In Guinee schijnt zulks heel gewoon te zijn. Maar nu even niet, want van het eten van ratten (en eekhoorns, vleermuizen en apen) kun je het ebolavirus krijgen. En dan bloed je dood. In Londen moet je trouwens ook uitkijken, daar drinken eekhoorns van je koffie. Hoe dan ook, mijn vriendje had lekker gekookt. Na de afwas ging ik weer verder klussen in mijn eigen woonst. Ook daar is nog genoeg te doen. Hoewel er geen ratten rondlopen. En ook geen vallen. Maar ik kon niet naar binnen.

Want ook tijdens het eten was ik aan het werk geweest. En al bellend met een klant, had ik gedachteloos mijn huissleutels op tafel bij mijn lief gelegd. En nu rammelde er wel iets in mijn tas, die cipierssleutelbos, die toegang bood tot de panden waar ik overdag allerlei euvels verhelp, maar waarmee ik mijn eigen huis niet in kom. Het vriendje was inmiddels vertrokken naar het voetballen van zijn zonen. Ik was buitengesloten.

Gelukkig laat ik naast sleutels, nog wel meer dingen slingeren. Schoffels en tuinaarde en bezems en zo. In mijn eigen achtertuin. Best handig, als je de tijd moet doden totdat je wordt bevrijd. Hoewel, heet dat eigenlijk wel zo? Ik was zo vrij als maar kon. Daar in die enorme tegelzee van mijn permanente vakantiehuis. Onkruid dat omhoogpiepte, hakte ik genadeloos de kop af en plantjes werden van verse tuinaarde voorzien. Ik veegde me in het zweet en kreeg associaties aan de tijd dat mijn jongens nog kleuters waren en het schoolplein op vrijdagmiddag met een club ouders onder handen werd genomen.

Dreigende luchten hingen boven mijn hoofd maar voordat het noodweer losbrak kwam mijn redder de sleutel brengen (daar kun je mee thuiskomen, met zo'n vriend) en mijn tuin was aan kant. Morgen ga ik weer nieuwe avonturen tegemoet. Onder de grond voor de afvoer en op het dak om teer te smeren.

'Hm'

De avond valt. Bliksemschichten klieven door de lucht, auto's maken mooie geluiden op de natte weg en de aardbeiplantjes krijgen genoeg te drinken. Ik sluit de dag af en rook een shagje op mijn overdekte privé patio. Ja zeker mam, ik rook weer.

'Hm'

Kijk, daar heeft ze dan weer gelijk in.