zaterdag 31 december 2011

De mensen en hun stad

Vijf jaar geleden was het zo: Twaalf uur rond twaalf uur. De laatste dag van dit jaar zag er anders uit. Maar misschien ook niet. Veel van wat er op een dag gebeurt, bestaat immers uit zich herhalende handelingen. Als er geen huizen in vlammen opgaan is dat niet zo triest.
31 december valt dit keer op een zaterdag. Een marktdag.

De vrouw van de kaasboer rookt een sigaretje naast haar kar. Ze groet me hartelijk.
Groenteman Jan kijkt angstvallig hoe zijn avocado's worden betast en getest op rijpheid. Ik koop rucola.
Bij drie kramen houden ze vragend Turks brood omhoog als ik om Arabisch vraag. Eén zak kost zeventig cent.
De roodgewangde barjongen van de homotent huppelt over de vismarkt. Hij praat bekakt.
Het haar van de visboervrouw staat stijf van de lak. Ze wenst mijn medeklanten een 'Gute Rutsch'.
Een dakloze man laveert in pyjamabroek over de stoep. Zou hij vannacht binnen slapen?
Winkelmeisjes vouwen verveeld spijkerbroeken op in een verlaten C&A. Ze gaan om vijf uur sluiten.
Twee puberjongens rekenen, staand tussen de schappen in de super, uit hoeveel de drank kost die in hun mandje zit. Ze gaan een feestje bouwen.
Twee meiden roepen 'Follie, Fóóóllie', kijken in tuintjes en onder geparkeerde auto's. Ze zoeken hun kat.
Een getatoeëerde man gooit, samen met zijn zoontje, rotjes van een balkon. De knallen weerkaatsen tegen de gevels.


Thuis geniet ik van hete thee en Arabisch brood met gesmolten boter, oude kaas en rucola. Kruitdampen van te vroeg afgestoken vuurwerk ontnemen me al vóór het donker is het zicht op het Noorderplantsoen.

"Ping!': laatste mailtje van 2011: U moet uw aangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal 2011 indienen.

Een goed begin van van 2012!

Always look at the bright side of life.....

Vergeet sowieso niet om om je heen te kijken. Is er zoveel te zien. En te ruiken, te proeven, te horen, te genieten.

Dit was de/het laatste blog van 2011.

donderdag 29 december 2011

Brussel, van twee kanten bekeken

De bedoeling was om rond elf uur weg te rijden uit Waterloo. Verschillende reiscombinaties waren de avond tevoren de revue gepasseerd. Zouden we met twee, drie, vier of vijf kinderen gaan en welke? Met één of twee auto's? Ik smeerde broodjes voor onderweg die onaangeroerd weer terugkwamen. Tegen twaalven was de koffie eindelijk op en zei ik gepikeerd tegen mijn moeder dat ze haar plaats echt niet aan mijn grote zoon hoefde af te staan. Die zou toch niet voor twee uur uit zijn bed komen en háár maakte het immers niet uit of ze meeging?
Aan het begin van de middag waren we in Brussel. De zeurende kies- en hoofdpijn, waar ik al dagen mee zat, werd bij het verlaten van de parkeergarage alleen maar erger. Ik was ongesteld en had geen verband of tampons mee. Een winkel en aansluitend een kroeg met toilet was dus gewenst. De nichtjes wilden 'shoppen'. We lieten het enorme justitiepaleis achter ons en slingerden bergafwaarts het centrum in. Zoon Leo at zich misselijk aan een wafel met een exorbitante hoeveelheid slagroom, mijn moeder slikte om de paar uur een pijnstiller. Elke keer dat ik in een souvenirwinkel in het Nederlands de weg vroeg, werd er schouderophalend in het Frans teruggepraat. Terwijl mijn zus met haar dochters op klerenjacht ging, wurmde ik me met Leo en mijn moeder naar een leeg tafeltje in een afgeladen brasserie. Na wat soep die werd opgediend door norse obers, keerden de meisjes terug en begon alweer de terugtocht. In de miezerregen kwam ik op het lumineuze idee om de schoenen die ik als troost voor de thuisgebleven Keesje had gekocht, te gaan ruilen. De rest van het gezelschap vergaapte zich in de steeds voller stromende loopstraten aan een paar straatmuzikanten. En passant deed ik -te veel- boodschappen die ik in de verkeerde richting de berg opsjouwde. In het donker beende ik zo snel mogelijk over de Regentschapsstraat, van het koninklijk paleis naar dat afzichtelijke Justitiepaleis. Waar de rest van het gezelschap met drie kindjes zat te wachten bij de parkeergarage . Om de vijf minuten kreeg ik een sms: 'Waar blijf je nou, zus?', 'We krijgen het koud'. Van het plastic tasje met schoenen knapte het handvat en dat van de boodschappen sneed in mijn vingers. Tot elf uur 's avonds had ik er een slapende hand van. Toen iedereen zich thuis weer had volgegeten aan de restjes van de eerdere dagen, kweet ik me van mijn afwastaak. Waar geen eind aan leek te komen. De schoenen die ik voor Keesje had gekocht waren alsnog te klein. Alle kinderen gingen weer veel te laat naar bed.

Of:

Nadat de hele familie op zijn gemak had genoten van monchou-taart met frambozen bij de koffie, stapte ik als chauffeuse in mijn busje. Naast mij zat mijn moeder, achterin mijn zus met drie kinderen. Vlot raakten we de auto kwijt nabij het Palais de Justice. Toen we de parkeergarage uit waren gelopen, werden we getrakteerd op een weids uitzicht over de Belgische hoofdstad. Na een wandeling door kleine straatjes met mooie panden, genoot ik met moeder en zoon, in een heerlijk warme 'brasserie des Lunettes', van een 'potage de cerfeuil'. Waar we, met nog zeven andere consumpties, slechts 25 euri voor neertelden. De obers bedienden ons in het Nederlands. We werden rozig van de warme chocolademelk en witte wijn. Nadat de nichtjes blij terugkwamen met mooie kleertjes, smikkelden we op straat nog van warme gaufres en zelf meegebrachte thee. De pijn in heup en rug was mijn moeder op slag vergeten toen we op straat, tussen gezellige drukte van Italiaanse en Nederlandse toeristen, ademloos luisterden naar twee violisten en een contrabas. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om boodschappen te doen. De rest van het gezelschap wandelde alvast vooruit richting auto. Dat ik uiteindelijk vanaf de Place des Herbes de verkeerde weg omhoog koos, was geen ramp. Zo haalde ik herinneringen op aan mijn Brusselse bezoeken van vijftien jaar eerder. Per fiets, met de toen nog kleine Frans achterop, hebben we deze stad verkend. We spookten met zijn tweetjes zelfs door het Palais de Justice, waar ik nu recht op af liep. De gerestaureerde gouden koepel was, nu het donker was geworden, niet meer te zien. Wel prijkten er aan het eind van de 'Rue de la Regence' de enorme cijfers van het komende jaar. Eenmaal thuis had zuslief in een handomdraai weer een feestmaal op tafel. Grote en kleine zoon hadden deze dag, samen met mijn vader, Waterloo verkend. Keesje had wel vijf minicoopers gezien. En Ferrari's. En tassen van duizend en een Rolex van achtduizend euro. Ze hadden de grote stad niet gemist. Zoon Frans bekende me dat hij deze week meer had genoten van hetgeen hij deed, ook juist van de gewone dingen. En hoewel de gympen Kees niet paste, was hij erg blij met het Hotel de Ville-souvenir in glas. We sloten de avond af met Wordfeud en echte Scrabble. Iedereen had een mooie dag gehad.

Brussel. 't Is maar hoe je het bekijkt.

vrijdag 23 december 2011

Mijn vierde mannetje

Precies een jaar geleden begon het als een klompje cellen in mij te groeien. Ik wist van niks. Had braaf een pil geslikt na het ongelukje. Ruim binnen de gestelde termijn. Maar die 99-komma-nog-wat-procent betrouwbaarheid, gold niet voor mij. De vriendin die krullen in mijn haar zette, verbaasde zich. Waarom pakte de permanent niet? Was ik soms ongesteld? Nope.

Een week over tijd, twee weken. Ja, ik voelde het, ik was zwanger. Wat nu?! Gescheiden en zo arm als een kerkerat. Geen vaste vent, geen vast werk, geen secundaire arbeidsvoorwaarden in de vorm van kinderopvang. Zijn zes miljard mensen op deze aardkloot niet al genoeg?
En ik hàd toch al drie fantastische kinderen! Heel mooie, heel lieve, heel verschillende jongens. Kon ik alle liefde aan geven die ik maar wilde. Kan ik nòg. En wat zou díe en díe en díe er wel niet van denken?

Ja werkelijk àlles wees er op dat ik dit kind beter niet op de wereld kon zetten. Maar god-alle-jezus, wat wilde ik dat vierde kindje graag! Al jaren trouwens. Dus het bleef.

Vanaf het moment dat ik de knoop had doorgehakt, kreeg ik moed, energie voor tien. Niet meer roken, drinken deed ik toch al niet, beter eten. "Wanneer hou je nu eens op met afvallen?". Daar werd dus aan gewerkt ;-) "Dit moet je aan iedereen vertellen!", zei Leo. Kees vertelde het gelijk aan zijn juf. Ze verheugden zich er op.

Op mijn werk hield ik het de eerste maanden verborgen. Droeg wijde werkkleren. Knoopje los. Pas toen ik met een zware deur moest sjouwen en weigerde loodmenie te gebruiken, leek het me wijs om te zeggen waarom.

De echo's waren goed. Er zat een dansend mannetje in mijn buik. Leuk, ik had de vader vooral dansend leren kennen. Ik kreeg de oude kinderwagen van Novy, kleertjes kwamen van alle kanten, er stond nog een box in de schuur. De vader bestelde een grote mamafiets en hij fantaseerde over een fietskar. F. zei, dat als het een meisje werd, ze wel wilde oppassen.

Als veertigplusser liet ik me gedwee meevoeren in de medische mallemolen. Of nee, da's niet helemaal eerlijk, want ik heb bewust gekozen voor die onderzoeken. Nadat de risicotijd van twee etmalen voorbij was, ging ik weer langzaam aan het werk. Maar vier dagen later, op een zaterdagochtend, ging het mis. Ik baarde mijn vierde zoontje. Dood.

"Het is beter zo."
"Eigenlijk ben ik er wel blij om".
Waren opmerkingen die sommige mensen na een paar maanden durfden uit te spreken. Pijnlijk? Bot? Gevoelloos? Nee hoor, helemaal niet. Want ze hadden toch gewoon gelijk. Als ik mijn eigen vriendin was geweest, had ik vast hetzelfde gezegd, of anders had ik het wel gedàcht. Want het bleef natuurlijk een hachelijke onderneming. En wat dacht ik dat nòg een kind mij zou brengen? Nee, ik ben dan misschien wel gestoord maar niet achterlijk.

Mijn verlof zou nu zo ongeveer zijn afgelopen. Als het anders was gelopen. Dat zag ik in mijn agenda, die nu plaats maakt voor die van 2012.

Dag klompje. Het was fijn om je even bij me te dragen. Jammer dat je klompjes niet hebben geklepperd. Maar je dans was mooi. Ik heb er van genoten.
Buiten hoor ik mensen die ruzie maken.
Op de radio zingt Jimi Hendrix over zandkastelen en er klinkt belief. Ik versta slecht Engels, dus het gaat me niet om de tekst. Gewoon mooie muziek.
Morgen ga ik met Frans (20), Leo (10) en Kees (7) een weekje naar Waterloo.
Sinterklaas vieren met de familie.
Echt waar!
Ik heb er zin in.

maandag 12 december 2011

Raadspelletje

Zondagavond half negen. Bedtijd. Ik kruip naast Leo (10) in bed.
Hij wil niet worden voorgelezen.
'Ik ga op reis en ik neem mee?'
'Nee, ik wil een ánder spelletje. Wie is wie'
'Ok, ik begin, raad maar.'

'Is het een vrouw?'
'Nee'
'Is het een jongen?'
'Ja'
'Begint het met een A?'
'Nee'
'Een B?'
'Nee'
enz.
'Begint het met een S?'
'Ja'
'Is de tweede letter een....'
'Nee, zo vind ik er niks aan, bedenk maar wat andere vragen.'
'Is ie groen, blauw, rood? enz... '
'Is ie geel?'
'Ja'
-stilte-
'Ken ik hem?'
'Ja, maar hij jou niet.'
Woont ie in Nederland?'
'Nee'
'In Europa?'
'Op de maan'
'Nee'
'Woont ie in een land?'
'Nee..... hij woont niet op het land'
'Huh, woont ie dan op de zee???'
'Bíjna goed'
'Je kan toch niet in de zéé wonen?!'
'Ja ja, nú is het goed, wat je nu nèt zei'
'Op de maan?'
'Nee'
'Nee, dat láátste wat je zei.'
'Op de zee?'
'Ja maar dan anders'
'ìn de zee?'
'Ja, precies, heel goed, ìn de zee'
'Huh, het is geel en het woont in de zee?'
'Is het een vis?'
'Nee'
'Is het een dier?
'Nee'
'Is het een kussen'
'Nee, het is geen kussen, maar je kan het er misschien wel voor gebruiken.'
'Kan het praten?'
'Ja, het kan wel praten'

Het ja-nee spelletje blijkt moeilijk. Het wordt laat.
Dan geef ik een hint. Die ik zelf eerder niet zag:
'Het is héél dichtbij. Je kunt het vanaf hier zien.'
Leo's ogen dwalen vragend rond in zijn kamer.
Dan ziet hij zijn gele kussensloop.
'SPONGEBOB!'
'JAAAA, dat is goed!'
En hij woont in een ananas.

Nu is het Leo's beurt.
'Is het een man/vrouw/kind/ouder dan tien/twintig/woont ie in de straat/ken ik 'm van tv/van een tekenfilm/kan het praten/heeft het een bril/snor/poten/benen?...enz. Ik vraag me een ongeluk en het is al bijna half tien. Ik geef het op. Morgen verder.

Maandag zijn we vroeg op school. De stoel naast Leo is nog leeg. Ik ga naast hem zitten en bekijk tekeningen, klets wat met de juf. Leo piekert. Hij mag vandaag alleen naar huis fietsen, maar hij kan zijn mobiel niet vinden. Hoe moet dat nou als hij me wil bellen als hij bij iemand wil spelen? Dan zegt ie opeens: 'Verder raden.'
Ik vraag een klasgenoot om me te helpen er achter te komen wat dat gele wezen op twee benen toch kan zijn. Maar dat vindt Leo niet goed. Niemand mag me helpen. De school begint. Ik ga aan het werk.

's Middags probeer ik het opnieuw.
En als ik 's avonds eindelijk,
na een potje stoeien,
24 uur nadat we het spel begonnen,
opnieuw naast hem in bed lig, zegt hij, terwijl hij neerploft op zijn Spongebob-kussen:
'Nu moet je Simpson raden.'
Arme Leo.
Hij heeft zijn mond voorbij gepraat.
'Wat ben ik dom!' zegt hij lachend hardop tegen zichzelf.
'Ach,' zeg ik 'ik had het in geen jaar kunnen raden.'
Maar misschien is dat geen troost.

Welterusten Spongebob squarepants
Welterusten Homer Simpson
Welterusten lieve Leo.
Slaap lekker.

woensdag 7 december 2011

G.G. Marquez, Pooh en Madelief

'Dat lijkt me nou een leuk boek', zegt Kees, als hij zijn blik over de ruggen van de boeken laat gaan. Van binnen moet ik lachen, en zoek naar goede woorden om hem te zeggen dat ik daar niet uit ga voorlezen. Maar, en dat is de kunst, de grootste uitdaging van het moederschap, althans in mijn geval, je hoeft niet overal op in te gaan. Sommige uitspraken zijn er gewoon om iets mede te delen, te delen. Dus beaam ik, zwijgen was ook een optie geweest, wat Kees al vaststelde: 'Ja, dat lijkt mij ook een erg mooi boek.'

Later vraag ik me af waarom Kees nu juist dìt boek zo aansprak. Wat vond hij zo mooi aan deze beduimelde verhalenbundel? Onbevangen kijken is ook een kunst. Wat zag hij wat ik niet zie? Het afgeschreven bibliotheekboek heeft een geel met rode kaft. Om het kiezen te vergemakkelijken, is er een doodskop op de rug geplakt. Dat oogt vast cool voor een zevenjarige.

Nieuwsgierig geworden sla ik het open. Eerste zin:
'Toen ik die ochtend in de krant de gruwelijke bijzonderheden zag staan omtrent de akelige vondst die in een hotel in Bologna was gedaan, wist ik dat het niet meer dan een kwestie van tijd zou zijn voordat de een of andere vertegenwoordiger van de politie zich tot mij zou wenden met het verzoek mijn invloed aan te wenden om Roman Calvo bij het onderzoek te betrekken.' (Haaaaaa = hap naar lucht). (door Alberto Edwards, 'De zaak van het reizende lijk')

Honderd bladzijden verder: 'Ik twijfel er niet aan dat we hier met een hoge piet in de onderwereld-hiërarchie van doen hebben, misschien wel de rechterhand van een maffia-voorman. Kijk maar eens naar het meubilair, kijk eens naar zijn huis, kijk naar - zijn vrouw.' (Pepe Martinez la Vega, 'De dode had zijn handen vol')

Als ik binnenkort met de trein naar Den Haag ga, komen we misschien Laura tegen. En dan leest ze ons voor uit 'Winnie the Pooh'. Kan ik aan haar deze 'Spannendste Zuid-Amerikaanse verhalen' geven. Of als zwerfboek achterlaten. Ik vind dat soort initiatieven briljant. Gewoon een beetje voorlezen in de trein. Jammer dat de mensen aan wie ze het vroeg minder gecharmeerd waren. Misschien kan ze voortaan beter aankondigen welk boek het is.

(...) 'kan een eerlijk man in dit godvergeten nest van hoeren, dieven en verkrachters van fatsoenlijke vrouwen nog niet eens één nacht rustig slapen? Wat is dat voor stelletje smerige cabrones voor mijn deur? Ik heb niet één miezerige vuile rotdruppel tequila in huis. Loop naar de hel, jullie smerige wormstekige honden. Ik wil slapen. Begrepen?'

Nou.
Poeh zeg.
Kees zette al grote ogen op (ik ben een ster in spannend voorlezen. Krijg er ook meteen van langs als mijn gedachten afdwalen: 'Je moet meer stémmen doen!'), goed, ik hoorde Kees' hartje al bonzen toen ik las over Madelief die haar fiets kwijt was. Ze dacht dat ie gestolen was. De dief bleek een aardige meneer die het ding in zijn schuur had gezet.

Voorlopig liever fietsen en madeliefjes dan lijken en doodshoofdjes.
Of woezels. Dat kan natuurlijk ook nog.

dinsdag 6 december 2011

Badkamerbeesten

Het kind- en werkvrije weekend gaven me alle ruimte voor sociale en huishoudelijke zaken. Bezoek uit Den Haag, zelf op visite. De bezem door huis, bedden verschonen, was wegwerken, badkamer poetsen. Er kwamen zelfs nog dooie wespen onder de wasmachine vandaan. Deze zomer veegde ik dagelijks tientalen van die stuiptrekkende beestjes van de vloer. Ze zochten een uitweg, nadat een imker het wespennest in de muur vol gif had gespoten.

Zondagavond bracht ik twee blije kindjes naar bed. Oma-, opa- en papa Sint hadden flink hun best gedaan. Het was laat. Maandag na school hadden ze pas weer tijd voor hun kado's. De hele middag bouwden ze gebroederlijk samen aan hun lego- en knexschatten. Snel even wat boontjes en rijst naar binnen werken, grote broer Frans even dagzeggen. Geen tijd voor toetjes. Gauw verder spelen.

Naar bed moeten is dan stom.

'Nog even',
'Straks',
'Bijna klaar'
'Alleen nog dit,'
'Ik kom al'

Uiteindelijk belandt Kees toch bloot in de blinkend schone badkamer.
Ik zie bultjes op zijn rug.
'Goh, ben je nu weer door muggen gestoken?'
'Nee, ik krab er steeds aan'
'Zal ik er weer een pleister op doen'
'Nee'
Kees stapt onder de douche. Zingend over kaatseballen en banketletters.
'Hé, een mug'
'Waar?'
'Daar, op de muur'... 'O nee, het is een mier'
'Een mier?...in december?, da's raar.'

Verbaasd steek ik mijn kop om de hoek van de douche.
Nee toch?! 't Is nie waar! ¡£§@#%*&$#!

Ja, dat had ik dus vanmiddag al gelezen. Op het schoolbord in de gang. Maar dat gaat natuurlijk nooit over míj, hè. Was trouwens al druk genoeg om met Sintkado's en kroontjes en broodtrommels en een half slapend kind een beetje zonder kleerscheuren, door die enorme hagelbui weer thuis te komen.
Maar het stond er wel:
Er zijn weer luizen geconstateerd in groep 3. Wilt u thuis controleren?

Geduldig kam ik de haren van Kees uit boven de witte wastafel. Hij vindt het wel fijn. Ik zeg dat ik blij ben dat hij geen meisje is. Lang haar geeft maar gedoe. Hem lijkt het wel leuk, om een meisje te zijn. Kan ie nog meer kettingen en sieraden omdoen. Hij oppert dat als ik luizen heb, papa mij dan maar moet controleren (kinderen zijn zo creatief bij hun pogingen om ouders weer met elkaar te verzoenen)

Als Kees is voorgelezen neem ik Leo onder handen.
En dan de vogel.
Die morgen gaat verhuizen. Naar iemand die meer tijd heeft en vaker thuis is dan ik.
Het beestje mag even badderen. Ik verschoon de kooi, ververs het water en trek dan dikke handschoenen aan. Om het beestje te behandelen met antiluizenspray. En de kooi ook.

Telefonisch hoorde ik vanmorgen hoe het beestje genoemd zou worden. Aagje. Best logisch eigenlijk om zo te heten. Als Agapornisvogel.

Leo en Kees hebben morgen een vrije dag. En ik ben vogelvrij.
Nu nog de luizen.
Bedden verschonen, (hete) wassen draaien....



Dag Aagje.

maandag 5 december 2011

Blaadje wartaal, Lehti simsalabim.

i
ehti
hti
heti
let
loista
lehtii
että
etä
Lehti
lehtiä

-------
oftewel:

ik
was in staat om
de ster
onmiddellijk
laten
glans
woordelijk voor
dat
afgelegen
tijdschrift voor
blad

---------

O nee wacht, 'glans' is niet 'loista'.
Er mist een a.
Anders staat er 'parasiet'. Daar gaat een volgend blog over.
Nou loistaa dan, ook goed.
En het Néderlandse 'glans' betekent dan weer 'eikel' in het Fins.
Da's weer iets anders.

Taal, een machtig mooi ding
Lang leve googletranslate!
En jij ook bedankt Novy
Weet je hoe ze 'wartaal' vertalen?
Precies.
Simsalabim!

liefs van Lehti (blaadje)

zaterdag 3 december 2011

Tas bestaat niet

Elk fatsoenlijk gezin heeft pakjesavond nu wel zo'n beetje overleefd. Er is gezongen, vertederde opa's maakten opnames van kleinkinderen die hun eerste gedichtjes hakkelden en pepernoten worden tot de zomer van achter bank/plant/boek gevist. Oververmoeide ouders dirigeren hun kroost richting bed. 'Sla het tandenpoetsen vanavond maar over, morgen poets je maar wat extra', of 'Ja, natuurlijk is het jammer dat Sint geen I-pod in de zak had. Maar met dat Wii-spel, een digitale camera (instapmodel) en dvd ben je toch ook blij?'

Ik snap het niet. Ik begrijp het niet. Maar ik heb natuurlijk makkelijk praten. Want het schijnt dat mijn vaders vader zelf ook al niks ophad met die 'baardman'. Ook ik heb nooit geloofd. Zielig? Welnee, we víerden het wel. Leefde ik me erg in, in mijn rol als Piet: 'Mama, mag ik nu weer gewoon Lehti zijn?', fluisterde een zwartgeschminkte kleuter, toen ik mijn pakjes niet kon uitpakken. Want ja, Lehti, die wàs er even niet. We dichtten en knutselden. Plakband, lijm en schaar waren wekenlang zoek. 'NIET KIJKEN!!!' klonk er paniekerig uit elke hoek in huis. We hebben wat afgesinterklaasd.

Maar die flauwe grap van kinderen voorliegen, daar deden mijn ouders niet aan mee. Hoef je ook niet te vertellen dat Sint niet bestaat. Ik meen dat mijn moeder voor deze 'heiligschennis' eens de kleuterjuf op haar dak kreeg. Snap ik ook niet. Want ook al doet de juf zelf een tabbert aan, waar haar hele klas bij staat, dan ìs ze op dat moment toch gewoon de Sint? Als ze gemene tanden in doet, wordt ze een boze wolf. Piesen kindjes ook van in hun broek, worden ze ook nerveus van. Wèl zeggen dat ze geen snoep van vreemden mogen aannemen, maar een vreemde vent (met paard en zwarte knechtjes) die inbreekt en lekkers brengt, da's heel gewoon. Grote mensen snappen niks van kinderen. Of van geloof. Of van feestjes.

Dit jaar vieren we Sinterkerst. Gevolg van een wat uitgewaaierde familie. Heb ik nog drie weken de tijd. Ook de neefjes en nichtjes hebben er veel lol aan. Arme kindertjes, die dat knutselplezier ontzegd wordt. Ik heb gezegd.
Intussen zingen we hier al dagen het hele Sint-repertoire bij de schoen. Mandarijn, banaan, komkommer.... dit paard lust gelukkig alles.

Vanavond zijn mijn bloedjes van kinderen in Duitsland. Met hun vader. Bij hun Griekse oma (volge wie volgen kan). Ik vrees dat zij zich weinig van verlanglijstjes aantrekt. Ze meent vast zelf te weten wat kindertjes te wensen hebben. Nog een voordeel van niet gelovende zoontjes. Hoef je dat ook niet recht te breien. Hoewel de vader vast inspringt voor Sint en het ontbrekende inlevingsvermogen van oma compenseert.

Ik heb dus een stille pakjesavond. Tijd voor andere zaken. Gevonden voorwerpen bijvoorbeeld. Leo vraagt me al ruim een maand of ik al 'over die tas heb gebeld'. Die hij liet liggen op een godverlaten Amsterdam Zuid WTC. Wat ik telkens vergeet.
Eerst maar 's op het wereldwijde web gaan rondsneupen.

Op een zogenaamd 'opsporingsformulier' vul ik braaf naam, rubriek, product, merk, nummer, kleur in. Met één simpele muisklik geef ik het opsporingscommando: 'Zoek! (of nou ja, 'commándo'. Ik krijg binnen drie weken bericht. Kan ik Leo's tas, mocht ie worden opgespoord, mooi nog inpakken voor Sinterkerst). Uiteraard licht er één vakje rood op. Het product 'zwarte Pumatas' is ongeldig. Ok, we doen het simpeler. Drie letters dan. T A S. Weer mis. Nu staat er:

Ongeldig voorwerp. Zoek een geldige waarde met behulp van het zoekscherm.

Hoezo, ongeldig voorwerp? geldige waarde? Weten ze bij de NS tegenwoordig niet meer wat een tas is? Geen wonder dat ze Amsterdam CS af en toe plat leggen vanwege een Unidentified Object. Da's dan dus gewoon een tas. Of koffer. Ook goed. Onbemand. Dat was die van Leo ook. Of eigenlijk was hij meer een onbetaste jongen. Nee, da's dan weer iets heel anders.

Ik ga bellen:
'Dit informatienummer kost tachtig cent per minuut, tot een maximum van veertig euro.'
'Als gevolg van een storing zijn wij niet in staat u volledig van dienst te zijn.'

Dat krijg je ervan. Als je ongelovig bent. Sint straft onmiddellijk.
Rottas.
Rotsint.

Veren van Sylvia Witteman

Aaf Brandt Corstius. Ik hou van haar manier van schrijven en waarover ze schrijft. Waarom ik haar column dan niet vaker lees? Ach, het zal vast niet alleen met tijd, geld of prioriteiten van doen hebben, een nieuwe leesbril zou ook wonderen doen. Nu lees ik Aaf gewoon af en toe. In de wachtkamer, als ik bij mijn ouders ben, of in de krant van de buurvrouw.

Ik hou ook van Sylvia Witteman. Van hoe ze schrijft. Maar mijn vogel houdt er een andere mening op na. Ze maakt er snippers van, die ze sierlijk in haar staart steekt, tussen de andere veren. Met de zon er bij levert dat wel weer mooie plaatjes op.