dinsdag 30 december 2008

Noten op Gaza

De doppen vallen op de persfoto van 'een passerend gezin'. Zij kijkt naar de grond en heeft een doek om haar hoofd. De lak van haar roodgeverfde nagels is afgebladderd, ze houdt haar gespreide slanke vingers tegen haar gezicht. De man heeft een muts en een baard die hem slecht staat, hij kijkt woest langs de lezer in de verte. Alleen het kind kijkt recht in de camera. Het zit op de arm bij de man, hij draagt een geel gebreid truitje. Zijn wijdopen ogen kijken me gelaten aan. Op de achtergrond een vage schim, grijs puin en vuur. Als mijn handen pijn doen van het kraken van de Iraanse amandelen, laat ik de doppen over het huilende vrouwengezicht en de slanke vingers in de prullenbak glijden.

Het vriest. Tijd om de vogels bij te voeren. Terwijl het gistdeeg met noten rijst voor de oliebollen van morgen, rijg ik een ketting van pinda's. Ik haal de haakpen door de aardnoten. Dertig jaar terug mocht ik mee op de plantage van Hassan. Ik klom verlegen in de vijgeboom en keek verbaasd toen bleek dat de groene plantjeszee, pinda's onder de grond verborg. Binnen werden we verwend met dadels, buiten scholden de buren me uit voor 'Jewish girl'.

De zak is leeg, de ketting klaar. 'Israelische doppinda's', staat op het briefje onderin. Als ik de boel opruim valt mijn blik op de tweede bladzijde van de krant van gister. Vier jongeren, op de rug gezien, maken met mobieltjes foto's van rookpluimen achter groene heuvels. Ze hebben hippe kleding, pasgeknipte haren en ééntje lacht er achterom over zijn schouder.

Er bellen jongens aan voor onze kerstboom. Ze krijgen ook een stapel kranten mee voor het vreugdevuur van morgen. 2009 begint met brandend Gaza.

dinsdag 9 december 2008

Offerkerst

Er klinken vrome klanken uit het lokaal. Ik waggel met een duf hoofd onder de kerstlampjes door naar de lage tafeltjes. Kees wil puzzelen maar zijn handjes zijn te koud. Hij vergat z'n wanten. Een medemoeder pakt liefdevol zijn rode knuistjes: 'Voel 's hoe warm mijn handen zijn?'. Er druppelen meer kinderen de klas in. Marieke maakt drafgeluiden en stuitert met een houten os langs een kribbe met een gebakerd Jezusje. Zohra wordt, geheel gehuld in roze glitters, door haar behoofddoekte moeder gebracht. Ik: 'Wat zie je er mooi uit'. Zohra lacht verlegen, haar moeder legt uit: 'Gister was het offerfeest. Dan snelt ze de klas uit, naar haar werk. Marieke ziet een vriendinnetje en laat de stal voor wat ie is. Zohra pakt gauw de os, die levenloos naast Kees puzzel ligt. 'Ere zij god'...'In excelsis deo'.

zaterdag 15 november 2008

Amour Africaine

Free Website Counter
Free Website Counter
Geen beat te horen, geen zweem van zweetlucht......slecht teken. 'Ja, hoor', zegt ze. Ik mag best een blik werpen alvorens te besluiten of dit de plek wordt waar ik de nacht ga doorbrengen. Binnen blijken er tien keer méér mensen te zijn dan in de vorige dansclub, waar vier barkrukken waren bezet en de parketvloer immens leeg was. Maar het is verre van gezellig vol. Ik blijf toch. Na het betalen van de forse entreeprijs -een goed doel, mevrouw, een goed doel!-, wordt ik afgestempeld. En, nee, ik hoef echt geen loten meer...ik wil swingen, man, de pan uit!

Aan de muur achter het podium prijkt een metershoog portret van een rastakleuter met hoog aaibaarheidgehalte. Daar gaan de acht euri voor het kaartje vast naar toe, mijn hart smelt en gelijktijdig wordt mijn geweten gesust. Ik lurk gelukzalig aan een fles cola. De vrouw die op de planken staat weet niet hoe ze de mensen kan bedanken die er zijn, het zijn er immers zo weinig. En betálende gasten zijn vast op één hand te tellen. Om je te richten op een dergelijk publiek vol gaten is moeilijk. Haar man, die ze liefdevol aan- en afkondigt, doet ook flink zijn best.

De meeste dames zijn blank. Zij die dat niet zijn, hebben hun haar ontkroest en de billen in strakke broeken geperst. De heren zijn vooral zwart, de weinige witte jongens lijken homo. Enkele dames ken ik vaag omdat hun chocoladekindjes mijn leven bij daglicht bevolken. De aanbidding van het zwarte continent druipt van de witte gezichten. Zonder make-up, hun wenkbrauwen zagen zelden een pincet. De ontkroesden hebben een onderonsje. Ze smiespelen als de zanger zegt: 'Every man take a women'. Niemand maakt aanstalten paren te vormen. Ook ik, anders altijd haantje de voorste, heb vanavond niet de behoefte me te laten opgeilen op de dansvloer. Eén van de dames, die vrijwel onafgebroken staat te dansen heeft zichtbaar schik. Haar grijze haar hangt in een lange vlecht op haar rug. Ze heeft zo te zien lak aan wat de mode voorschrijft. De twee heren, die vlak bij haar dansen, vragen haar niet ten dans. Haar borsten en billen zijn nog minder geprononceerd dan die van hen die zich in een burka hullen. Wat maakt dat de Afrikaanse cultuur juist door hèn wordt aanbeden, en niet door hen die net zo dwepen met hun uiterlijk als veel Afrikanen zelf doen?.

De zanger met mooie dreads die vergeefs trachtte mensen tot paren aan te sporen, wordt opgevolgd door de grootste en langste zwarte man die ik ooit zag. Zijn stem zet in op een toon die zo laag ligt, dat ik vrees dat mijn piano er niet bij kan. Hij is gehuld in een krijtstreep broek met vouw. Voor de Hollandse altokliek alhier een onmogelijke outfit. De muziek start al even abrupt al hij even te voren is afgebroken om de loterij er door te jassen. Djembé's, talking drums en opzwepende dansen worden ten tonele gevoerd. Op een groot videoscherm draaien dames wild met hun billen en buiken. Ze lijken niet afkomstig van het donkere continent, eerder Oosters. Voor het eerst ervaar ik aan den lijve wat de verkiezing van Amerika's eerst gekleurde president moet betekenen. Elke twee strofes valt zijn slogan 'Yes,we can' te horen. Er wordt enthousiast meegebruld door het verder vrij matte publiek.

Naarmate de avond vordert is er steeds meer ruimte voor traditie. Petjes worden gekleurder, de krijtstreep wordt verruild voor een jurk. Ik heb van achterin de zaal goed zicht op de laatste artiest die zich in de kleren hijst. Gehuld met een tooi en schelpjes wenkt hij woest naar de dj. Die ziet zijn drukte niet. De danser is nerveus, schikt nog even het beige kleed waar hij straks onder gaat zitten en de dansvloer gaat betreden. Belletjes om zijn benen, schelpjes om zijn arm, ja zelfs een raffia rokje ontbreekt niet. De spreekstalmeester zei het al; in West-Afrika zelf is geen traditionele muziek te vinden. Maar dit riekt toch wel erg naar vroeger. Dan mag hij op, beweegt op huiveringwekkend tempo z'n blote voeten over de houten vloer, slanke zwarte benen steken onder zijn rieten rokje vandaan. Na het applaus puft hij buiten adem uit op een bankje. 'Wil je water?' vraag ik. 'No, tea please', hijgt hij. De barmannen reiken me een kop heet water en een petfles koud water aan, de onzinnige hoeveelheid theezakjes valt op de grond. Alles is doorweekt van het bier.

Nog geen tien uur later sta ik met een brok in mijn keel te zwaaien en te zingen naar nog veel zwartere types. Ze zijn gehuld in felgekleurde pakken en zwaaien met bijeengebonden bosjes takken. Ze lopen achter een kudde schapen, ezels, mennen een dubbel paardenspan en besturen zelfs een brandweerauto. Ze slaan op trommels, blazen tuba en rijden op skeelers, eenwielers en maken salto's op een boot. Ze delen lekkers uit de schreeuwende kindjes langs de weg. De blanke heer, die ze dienen, en die tevens vele malen wijzer is, is gezeten op een al even blank paard. Lang leve de moor.

maandag 3 november 2008

Oma en Obama

Obama's onmiskenbare keelstem galmt over de gang. Door de deur waar het geluid vandaan komt, komt een vrouw aanschuifelen. Ze heeft een bolle toet en een wond op haar hoofd. Ik ben er al snel achter dat zij niet de juiste persoon is om te vragen waar de watermeter zit. 'Oh, zijn ze bij u al geweest?', brengt ze hoopvol uit, terwijl ze verder schuifelt, van nergens naar nergens. Er komt een witgejaste zwarte dame uit het trappenhuis. Ja, ze weten ervan, van dat bloed, die dame is onlangs aan haar hoofd geopereerd.

Oma heeft het koud. 'Zullen we wat gaan wandelen?'. Er komt geen antwoord maar haar hoofd draait langzaam naar de deur en dan wiebelt ze met haar voeten. 'Ja, oma, ik zie het, uw schoenen zijn nog los, zal ik ze vastmaken?'. Twee witte witgejaste dames praten door ons heen als we hen passeren. Ze zijn vast gewend aan zeer oude mensen. Die zeggen toch niks terug, dus zeggen zusters niks heen. Althans niet tegen ons. Ik ben dan wel niet oud, maar zo schuifelend naast oma, zien ze mij vast als één met haar. Het gaat over nachtvoedingen en foto's. Nee, naar buiten wil oma niet. Ze vindt het 'miserabel weer'. We keren om en schuifelen terug. Overal hoor je Obama. Zij niet. Ze is bijna doof. Voor haar geen verandering.

'Post halen' mompelt ze. Ik haal de sleutel, zij wacht. De krant is opgezegd. Een brief is er wel. Iets over een patientendossier. Of al haar gegevens in de computer mogen. Haar warrigheid, haar pillen. Waarvan ze niet weet dat ze die krijgt. Of anderen dat wel mogen weten. Vreemde vraag. Ik maal het pilletje fijn in de watergruwel. 'Pareltjespoep', noemden ze dat vroeger bij haar thuis. Als ik de pareltjes voor haar opwarm in haar emaillen hondebakje, zing ik. Oma schommelt heen en weer in haar stoel. Ze neuriet zachtjes mee.

'Je zet de rozijntjes eerst even te week, apart. Het bessensap doe je er als laatst in, dat alles er in blijft, een beetje kan je er bij doen voor de kleur. En die parelgort moet nog wel eventjes staan geloof ik. En dan nog wat suiker,... dacht ik, ik weet het niet eens.' Ze is het recept vergeten.

Na het eten gaat ze slapen. Ik aai haar over haar perkamenten wang. Ze glimlacht. Met haar ogen halfopen kijkt ze naar me terwijl ik de afwas doe. Het boek dat ik lees gaat over een oude boer die zijn nog oudere vader naar boven verhuist. De boer krijgt bezoek en doet alsof vader dood is. Buiten is het grijs maar de gordijnen moeten dicht. Ik kan de letters niet meer zien en val zelf ook in slaap. Ik droom dat ik oma verstop. Ik schrik wakker van de bel. De zuster wil thee zetten. Maar dat is is niet nodig, ik doe dat vandaag. We eten er koek bij. Veel koek. En aardbeien (in november!) en kiwi en peer en vis. We smullen. Oma heeft vet aan haar kin.

Als het tijd wordt dat ik ga, wordt ze onrustig. 'Wat moet ik nou?' zegt ze. Ik was nog even af en vraag of ze straks zelf kan afdrogen.
'Tot volgende week.'
'Tot volgende week.'
Dan ren ik het donker in, het park door, naar de bus, de trein, naar een huis vol kinderen, computers, de tv. Oma zit in haar lege huis. Ze wacht.

Op Hawaii overlijdt een andere oma.

dinsdag 30 september 2008

De beurskrach en de taaltrucs

Je kon er op wachten, maar wannéér zou die term het eerst gebruikt worden?. Nieuwslezers bleven het stug hebben over 'crisis'. Maar vanmorgen was het zover: 'In Europa werd eerder al een voorschot genomen op de beurskrach in de VS.'. Trouw, voorpagina, tweede kolom, erboven een foto van een beurshandelaar in New York, de blik naar boven, linker arm tegen zijn neus gedrukt, terwijl hij, zo luidt het onderschrift, vol ongeloof kijkt naar de stemming in het Huis van Afgevaardigden. Die verwierpen met 228 tegen 205 stemmen het reddingsplan voor de financiële sector van 700 miljard dollar. Vier dagen eerder pronkte Bush met zijn twee mogelijke opvolgers op de foto. Hieronder zijn vraag vooral eenheid te vormen in de strijd tegen de economische crisis. Het artikel meldt dat de samenkomst niet meer nodig was want nog vóór ze bij elkaar kwamen zou er al een akkoord op hoofdlijnen zijn over een reddingspakket.

'Allemaal propaganda' zei Mr Lehti hier gister over in bed. Hij voorzag het einde van het moderne kapitalisme. Vooruitlopend op een vrije val van ons inkomen en daarbijbehorende luxe pochte ik met mijn kennis van en kunde in het leiden van een primitief leven. Tuinieren, inmaken en slachten, daar draai ik mijn hand niet voor om. Hij opperde dat we ook nú al in een hutje op de hei zouden kunnen gaan zitten. Maar ik geef luxe liever pas op als het echt moet. Voorlopig leef ik nog in deze gedeelde illusie.

Bush redt het niet, maar onze Bos redt ABN-AMRO. Op de achterpagina geeft diezelfde bank tekst en uitleg in drie stappen. De inhoud is immer ondergeschikt. Bij stap 1 staat: 'stabiel', 'zelfstandig' en 'gezond', bij 2 wordt gerept over 'het belang van de klant' en als afsluiter geeft stap 3: 'Goed nieuws'. Doelend op de bemoeienis van de overheid. Die zal zorgen voor 'een, goede, betrouwbare partner'.

De vakbond waarschuwt dat een nieuwe koper voor ABN, meer banen zal gaan schrappen dan bij ING het geval geweest zou zijn. De De Unievoorzitter voegt er een getal van 10.000 aan toe. Maar de directeur die de advertentie tekent, doet dat nu nog namens alle 21000 medewerkers.
Een zesde van de banen die er sinds de zomer van 2007 wereldwijd in de bankwereld zijn geschrapt.

Handen uit de mouwen, geld verdienen Lehti! Tussen het gebrul van de schuurmachine door hoor ik een snelle zakenman een rendement van wel tien procent door de ether schreeuwen. Een zoetgevooisde stem voegt er de verplichte waarschuwing aan toe: 'Lees de financiële bijsluiter, daarin staat dat het risico van dit product zeer groot is'. Banken wassen hun handen in onschuld; u was gewaarschuwd!, aan ons heeft het niet gelegen!, dom van u dat u uw geld bij ons in beheer geeft!, waar staat dat wij uw vertrouwen waard zijn? U lijdt aan dezelfde geldzucht als wij.

Ik vouw de kranten van afgelopen week open en leg ze netjes naast elkaar. Ik schilder de geschuurde kozijnen. Dikke blauwe druppen vallen op de arm van de beurshandelaar, op Barak Obama en de vertrekkend bankmedewerker met een doos onder zijn arm en een wapperende das. Hup hup, weg van uw werk, uw huis uit, de hei op en niet zeuren.

'Daarom staan onze 21000 medewerkers elke dag klaar om al uw bankzaken perfect te behandelen. Dat was zo, dat is zo en dat blijft zo in de toekomst'.

maandag 22 september 2008

de moederblues

Het is zeven uur. De wekker loeit. Ik kan er niet bij. Het bed is leeg. Hij vertrok al een uur geleden naar zijn werk zonder dat ik iets doorhad. Slaapdronken leg ik kleren klaar voor de kleintjes. Het doordeweekse ochtendconcert vangt aan. Dat is niet 'lento' of 'adagio' maar meteen 'prestissimo', vanuit het niets. "Jòòòngens, ... wààkker worden, opstaan, aankleden, opschieten! Ze verstoppen zich onder de dekens: 'ik wil niet naar school', 'ik ben moe', 'ik wil spelen'. Maar deze concertmeester is onverbiddelijk: dóóreten, schoenen aan, zwemspullen, tas mee!. lk experimenteer nooit met een andere riedel: hoe zou het vallen als ze ongeschoeid of zonder brood op school verschenen? Ik ben niet van zo van de proefondervindelijke snit. Neen, ik ben de creator, de auteur van een nieuwe aanstormende generatie nix. Om ze later, in hun pubertijd te verwijten hoe weinig verantwoordelijkheidsbesef ze hebben.

Op school wandel ik tegen de stroom ouders in, zij verlaten al de school. Na een kus nemen Kees en Leo plaats tussen de twintig andere afgeblafte koters. Ze zijn net een uurtje wakker, hun oren tuiten van de verwijten. Ik fiets rustig terug naar huis, hoop dat Frans inmiddels is opgestaan, ik neem me voor hem niet te wekken en me ook niet op te winden. Maar het is wel akelig stil in huis. Geen klaterend douchewater. Zijn fiets staat er nog. Een tweede helm ligt in de hal. Zou hij logé's hebben?.

Zo relaxed mogelijk zet ik koffie. Ik smeer langzaam mijn lunchpakket. De klok kruipt naar
half tien. Een gesmoorde vloek ontsnapt aan mijn lippen. Dan loop ik zuchtend naar Frans' kamer en bereid me voor op: 'Hou je bek!'. Na drie wekpogingen racet hij dan toch richting school. Hij komt te laat en moet zich melden, maar dat doet hij niet.

Het eerste voornemen is mislukt, maar wat is een mens zonder doel?. De rest van de dag ga ik mijn tijd nemen! Ik ga er niet meer tegen vechten want verliezen doe ik toch! Geen gehaast meer, lieve Lehti!

Als ik de jongens weer ophaal, zet Leo de tweede stem in: 'Mama, je moet ons eerder halen!', 'waarom ben je weer zo laat?.' Ik heb geen weerwoord maar het is niet waar. We huppelen en kletsen en zingen liedjes op de fiets. We lopen langs de bakker en slager en ik voel me bijna een volmaakte moeder. Keesje zegt geen dankuwel want zijn mond zit vol met worst. Het verse brood mag aan de eendjes. Waarschuwingen voor hondestront laat ik achterwege. Ze worden groen van het klimmen in de boom. Thuis laadt ik de tassen uit, de jassen hang ik ook maar op. Waarom toch drukte maken om iets kleins. Na eten gaan we in het bad en wordt het een grote natte troep. Vader gaat naar dansles en komt reuze vrolijk terug. Frans slentert stoned naar zijn kamer.






woensdag 17 september 2008

hormoongehalte

Gister was het snoeidag en nu zit ik met de takkenzooi. Na het maken van een paar flinke bundels loop ik heen en weer over de stoep. Er staan twee pratende postbodes in de straat. Elke keer dat ik voorbijloop worden ze vrijpostiger: "Zo, dat is een stevige tred", "Zou ze nog een keertje langskomen?". Als ik vertrek houden ook zij het voor gezien. Ze gaan fietsend post bezorgen, ik rij richting steiger. Als ik ze zwaaiend voorbijscheur trap ik, heel even maar, wat harder op het gaspedaal.

Zes uur later zakt de septemberzon langzaam naar beneden. Ik ruim mijn spullen op. G. vroeg me een pak voor haar te halen in de binnenstad, dus stop ik vandaag iets eerder. Met mijn overall nog aan neem ik stoer plaats achter het stuur. Nu ik de twijfelachtig status van autobezitter heb, maak ik er het beste van. Het is mooi herfstweer, ik draai het raampje open en zet de radio aan, hard aan. De vrees dat ik door die herrie mogelijk een naderende ambulance niet zal horen, compenseer ik door nog harder om me heen te kijken. Kan ik ook mooi zien hoe de blik van een geïrriteerde fietser vanaf de 'daderkant' oogt. Met genoegen laat ik nu zelf de bassen over de rotonde schallen. Mijn rechterhandpalm draait het stuur, mijn linkerarm hangt losjes uit het raam. Radiobliebjes kondigen het hele uur aan. Snel wissel ik van hand en speur naar een nieuwe hit op de ether. Tevergeefs, alle zenders samen braken een soort postmodern gedicht uit, waarbij elke zin afwisselend door een vrouwen en een mannenstem wordt voorgelezen: Varen,...... glaasje gekeken,..... promillage,..... Letland. Je hoort heel autorijdend Nederland denken: 'Alles wat naar Rusland riekt drinkt' (want is Letland nog méér dan een voormalige Sovjetstaat?). Maar met een dronken kapitein is het moeilijk shockeren of charmeren in de stadsspits. Ah,...er wordt melding gemaakt van een onderzoek,....altijd leuk. Dit keer geen inzakkende huizenmarkt of neerstortende beurs maar een wetenschappelijke uitleg tot wie vrouwen zich voelen aangetrokken. Mooi, meneer de onderzoeker, meldt mij eens even hoe dit zit. Het heeft, zoals ik dacht, niet met geur of blik of lijf of kop van doen. Nee, de term 'ik val op type x' is vanaf nu verleden tijd. De onderzoeker zegt dat de hoeveelheid testosteron van de vrouw bepaalt op welke man zij valt. Saillant detail: de hoeveelheid van dit hormoon verschilt per dag. Bijna is de blik en omhoogtrekkende mondhoeken van de nieuwslezer te horen. Hoe hoger het testosterongehalte, hoe 'mannelijker' is de man tot wie zij zich voelt aangetrokken. Uiteraard meldt dit bulletin niet of het hormoon de kip of het ei is.

In de binnenstad drijf ik mijn heilige koe vakkundig de stoep op. Fietsers laveren langszij en ook de bus heeft het moeilijk met mijn bolide. In mijn autoloze tijdperk overwoog ik eens de politie te porren om dergelijk wangedrag harder aan te pakken. Stoepparkeren leek me veel bonwaardiger dan het negeren van rood licht door fietsers (toevallig vroeg kleine Kees vanmorgen wat ze daar deden, zo om de hoek. Toen ik de geüniformeerde dames deze vraag voorlegde, meende ik ook bij hen enige gêne te bespeuren: 'Ook wij zouden liever boeven vangen, maar het mot van de baas').

Nadat ik mijn koe van knipperlichtjes voorzie, loop ik wijdbeens de beautysalon binnen: "Ik kom een pakje halen voor mevrouw G". Twee beeldschone heren zitten druk te babbelen met de benen over elkaar. Ik kijk niet uit waar ik loop en struikel bijna over de groenroze bal die bij de deur ligt. Aan de rafelige haren te zien schijnbaar eigendom van een beest, ergens buiten mijn blikveld. De heren zijn slank, schoon en zeer verzorgd. Terwijl ik mijn eigen kloffie aanschouw -ik zie er niet echt uit als hun klant- biedt de eerste vrouwtjesman aan om me te helpen tillen.

Nadat ik G. haar pakket bracht, schuif ik thuis aan voor een warme hap. Manlief zet koffie, wast af en stopt Leo in bed. Ik moet mijn hormoongehalte maar eens meten.

woensdag 2 juli 2008

Knikker uit de stront

Angstig en luid klinkt er een kinderstem van boven. Het poepritueel was voorafgegaan door het spelen met de knikkerbaan en nu ligt er een hele mooie knikker in de toitelpot, die geen plateau kent. Moeizaam hijs ik me uit bed en de trap op. In de richting van Keesje in paniek: "Me knikker is in de wéécéhéhéé gevallen". Tja, wat nu. Deksel van de pot eerst maar dicht doen. Geen paniek Kees, mama lost dit wel even op. Ze weet alleen nog niet hoe. Kees heeft niet alleen de gave om váák te poepen, zijn productie is vervolgens ook nog eens van een zeer onsamenhangende substantie. Intussen komt Leo zijn beklag doen. Die was nog niet uitgeslapen en is wakkergeschreeuwd door zijn broertje. We staan met z'n drieën beteuterd in de badkamer. En Leo kan niet plassen want doorspoelen, dat mag niet van Kees. Hoe redden we ons hier uit.

Ieder vak kent zo zijn voordelen als er zich huiselijke problemen voordoen. Dat van mij ook. Ik hijs me in het stoffige kloffie van de dag ervoor en ga rommelen tussen de kwasten en de krabbers. Ja, zowaar, één paar handschoenen is nog heel. Als een ervaren chirurg voel ik al gauw een harde knobbel tussen de uitwerpselen. Schijnbaar onverschillig neemt Kees zijn van stront ontdane knikker in ontvangst. Ik kan me prettiger ochtendrituelen bedenken dan dit.

vrijdag 13 juni 2008

Wat koopt een Iraanse voor kleding?

Loopt ze het liefst in een strakke spijkerbroek met daarboven een topje met doorzichtige bandjes? Of zou ze liever dat mooie rode sexy jurkje kopen? Iraniërs zijn verzot op mooie kleren, maar in het winkelcentrum zelf, waar al dat moois wordt uitgestald, gaat er een grote zwarte cape overheen. Niet alleen de haren worden aan het zicht onttrokken, ook de dure kleding wordt zorgvuldig voor de buitenwereld, die geen naaste familie is, verstopt. De in het zwart gehulde vrouwen vergapen zich aan de uitdagende kleding in de vitrines. Hun kinderen dartelen intussen vrolijk rond in het ballenbad. Walt-Disneyfiguren op de muur overzien het geheel. Aan de andere kant waakt de strenge foto van de groot-ayatollah. Dezelfde als op de bankbiljetten staat.



woensdag 28 mei 2008

Verschroeide erfenissen

De wereld is een monarchie armer. De Nepalese koning Gyanendra is vanaf vandaag burger. Een paleismoord, een guerillaoorlog, Maoïsten die van ondergronds naar regering gaan. De diplomaat op de radio beweert dat de nieuwe regering zelfs een plan voor Nepal zou hebben, iets dat de eerdere machthebbers ontbeerden, die hadden slechts een plan met zichzelf.

Zou de Nepalese regering een eerlijke kans krijgen? 33 procent van het volk zou de koning niet weg hebben gewild. Tegengewicht genoeg en oppositie is nooit weg. Maar wat voor land krijgt de regering te besturen? Wat voor economie is er over na twaalf jaar guerillaoorlog en durven toeristen nu weer te komen? Leidt meer vrijheid om voor je mening uit te komen ook altijd tot meer weeklagen. En maakt dergelijk klagen de geesten rijp voor het verlangen naar een dictatoriale koning?. Maoïsten, zal het volk dan zeggen, gaan jullie maar terug de bergen in, van wederopbouw en economie hebben jullie geen verstand. Kijk maar naar de inflatie en een baan hebben we ook niet. Vroeger was alles beter.

We springen bijna een eeuw achteruit: nog tijdens de eerste wereldoorlog mochten de Duitse socialisten opeens meeregeren. Alle eerdere verboden en maatregelen om hen de wind uit de zeilen te nemen verdwenen als sneeuw voor de zon. Keizer weg, kiest u maar. De Nederlandse sociaaldemocraten mochten daarentegen pas aan de vooravond van de oorlog erna meeregeren, de SPD dus twintig jaar eerder. Ze waren als slachtoffer welkom. 'Jullie wilden zo graag regeren, regel het maar! De Duitse nederlaag en het daaropvolgende wurgverdag van Versailles was iets dat hen maar al te graag in de schoenen werd geschoven. Couppogingen, een gierende inflatie en de beurscrach, het zat de republiek van Weimar niet mee. Het bedje werd gespreid voor populistische ideeën.

We springen weer naar het heden: de huur kunnen de Afghanen niet meer te betalen en het brood is niet genoeg om alle monden te voeden. Men maakt schulden, vaak bij familie in den vreemde. Hoe triest ook, het is een verademing bij het NOS journaal een vrouw te kunnen aankijken terwijl ze wordt geïnterviewd, zonder burka. Hun familieinkomen volstaat niet, zegt ze. De baardman en de bakker die erna in beeld komen weten wel waardoor het komt: Het is de schuld van de regering! Maar investeerde de Taliban dan wèl in de landbouw en was de inflatie onder de Russen lager? Democratie in een oorlog, kan dat?

Van de Kathmandu naar Weimar en van Kabul naar de VS. In oktober, over vijf maanden, kiezen ze daar een nieuwe leider. Als we Mc Cain hypothetisch even uitschakelen, vanwege zijn leeftijd en omdat hij van dezelfde club als Bush is, wordt het dus een democraat. Een vrouw of een zwarte, Clinton of Obama. Vooral die laatste wil breken met het doemdenken en een positief verhaal neerzetten waar de kaalgeplukte Amerikaan weer in kan geloven. Krijgt hij een kans?

Nee, leg ik mijn jongens steeds uit, het getal 'ontelbaar' bestaat niet. Maar de schuld die Obama zal erven is gek genoeg toch niet tellen. De schuld van de kiezer liegt er ook niet om. Het maandsalaris volstaat ook in de States niet meer voor een dak boven je hoofd. Medische zorg is er net zo onbetaalbaar als het brood in Kabul. Om de schijn van wereldmacht hoog te houden, houdt Bush grote uitverkoop. Aan wie? Aan degene die aan de andere kant van de balans staat. China, de erfgenamen van Mao dus. Krijgt Amerika het rode gevaar alsnog via de achterdeur binnen. Zonder terrrorisme, gewoon door een toegangskaartje te betalen. Als er nu niemand opstaat die zegt dat de nieuwe zwarte keizer straks geen kleren heeft om aan te trekken, hoeft Obama straks alleen zijn schuld nog maar te dragen. Yes, he can!

zondag 11 mei 2008

Radetzky op de kermis

'Vindt die het eng?' Vraagt Kees vanuit zijn fietsstoel terwijl we turen naar de volgende lading mensenvlees dat zich vrijwillig en tegen een fikse prijs het eten uit de maag en de hersenen uit de schedel laat draaien. Een achttal jongeren ontdoet zich van schoeisel. Men neemt plaats op zachte zetels. Metalen veiligheidpansters worden dichtgeklikt. Traag wordt het hek naar beneden gedraaid en dreigend langzaam begint de 'Extreme' aan zijn duizelingwekkende slinger. Kees kijkt omhoog, en dan omlaag. Het bakje draait rond en om zijn as. Even hangen ze ondersteboven en denderen dan weer met een noodvaart rakelings langs de daken van de pakhuizen.

In minder dan een minuut is alles voorbij. Strauss' Radetzky mars moet de waaghalzen ervan overtuigen dat ze een prestatie van formaat hebben geleverd. Enkele zwaar opgemaakte meiden persen giebelend hun voeten weer in hun pumps en wandelen heupwiegend naar de botsauto's. Maar één puber is minder blij. Hij brengt zijn trillende handen als laatste naar de gordel. Zijn gezicht is zonder emotie, hij neemt plaats op een trap van traanplaat maar wordt weggejaagd. Giebelende meiden met hoofddoek geven elkaar een peuk door, ze kijken neerbuigend naar het joch. Ook bij de spiegeltent, waar hij zich vastklampt, moeten ze hem niet. Zijn geld hebben ze nu binnen, hij moet voortmacheren: Rata boem, rata boem, rata boem boem boem.

Eenmaal thuisgekomen wil ook Kees' broer Frans naar de kermis. Maar hij heeft geen geld. Ik weet niet of ik daar rouwig om moet zijn.

vrijdag 9 mei 2008

Radetzky op college

'Aandoenlijk' is wellicht de meest rake term om deze docent te typeren. 'Plaatsvervangende schaamte' kan ook. Uitvoerig verhaalt hij over de staat van dienst van enkele briljante hoogleraren. Ze werden allebei schaamteloos weggekaapt door de hoofdstedelijke universiteit. Het tragische verhaal wordt ruim voorzien van armgebaren die zo uit een boekje over lichaamstaal lijken te zijn gecopieerd.

Zijn verhandelingen over negentiende eeuwse veldslagen kan ik moeilijk volgen, ik ben gebiologeerd door een telkens om zijn as draaiende hand. Het kost me weinig moeite hem te zien oefenen voor de spiegel. 'Zorg dat u iets om handen heeft', leest hij hardop voor, in een gefixeerde pose, buiten gehoorafstand van zijn vrouw. Goedkeurend bekijkt hij zijn spiegelbeeld, zijn niet draaiende hand omklemt de handleiding. In de collegezaal is het boekje vervangen door een kop koffie. Naarmate de tijd vordert maak ik me steeds meer zorgen om de temperatuur van zijn bakje troost. Een voordeel van deze houding is dat zijn neiging het papier te pakken afneemt. Maar het oplezen van een college heeft z'n nadelen: 'Wat zeg ik nu weer, anatomie?!...ik bedoel natuurlijk autonomie!. Dames en heren, excusé?'

Na een uur wordt het bekertje koude koffie plots neergezet. Beide handen leunen op het katheder, een triomfantelijk gezicht er boven (Ojee, nu gaat hij het college 'opleuken'). Hij tuurt naar een voor ons niet zichtbaar beeldscherm. De 'handleiding voor de moderne docent' lijkt na te galmen in zijn oren: 'Zorg dat u de aandacht van de -heden ten dage toch al met weinig concentratie vermogen behepte- student vasthoudt, auditieve hulpmiddelen zijn hierbij een beproefd middel'. En ja, daar tettert Strauss' Radetzky mars in onze oren. Hoe vindingrijk.

Helaas laat de docent gedurende de bijna drie minuten durende performance zijn eigen tekst niet achterwege. Zo dwarrelen flarden van veldslagen onze kant uit. Als de laatste noten klinken is ook het verhaal van de docent af. Ik onderdruk de neiging zijn triomfantelijk gezicht te belonen met applaus. Hoe triest dat niet ook hij voor een grote zak geld werd gevraagd elders onderzoek te doen. Hem rest slechts lesgeven, aan ondankbare studenten.
Rata boem, rata boem, rata boem boem boem....

zaterdag 19 april 2008

Den Haag

Dit is stad waar ik voor het eerst zo lang zoende dat mijn bek zo droog werd dat ik dacht dat ik stikte. Onze beste vriend verdronk hier. Verdonk zichzelf. In zee. Eerder zat ik bij hem achterop, in de jaren vijftig jurk van mijn moeder. Na een afterparty, op weg naar het Scheveningse strand. Hier zat ik op school. In een tijd dat leraren die met leerlingen flirtten nog niet openlijk aan de schandpaal werden genageld zodat ze vrijelijk misbruik konden maken van hun machtspositie tegenover jonge, nieuwsgierige meiden. Hier danste ik me in het zweet en glipte in 'Het Paard' back-stage bij een groep diep-donkere mannen met hagelwitte tanden. Tanden waarmee ze zonder probleem de dop van mijn bierflesje wipten. Hier leefde ik in een tijd dat er nog geen tijd bestond, zodat ik die ook niet kon vergeten en mijn vader wanhopig in het holst van de nacht de straten afstruinde, op zoek naar zijn dochter. Hier doolde ik 's nachts rond, na het missen van de laatste trein naar huis. Liep ik zingend over straat. Op blote voeten. Alleen. Met mijn pumps in mijn hand. Ik nam foto's van mensen en kraakpanden en speelde toneel. Doolde door de enorme 'Blauwe Aanslag. Waarvan ik pas onlangs begreep dat de benaming was ontleend aan de eerdere functie van het pand: de belastingdienst.
Hier, in deze stad, sloeg een wildvreemde mij met zijn vuist in mijn gezicht, toen ik in lijn 12 wilde stappen. En geen van de mensen die in de tram zat, sprak een woord. Hier wilde mijn moeder mijn eerste bh kopen, maar van paskamers moest ik niks hebben. Hier keek ik naar de 'Talking heads' in het filmhuis aan de Denneweg. Hier smeet een zigeunerin het geld dat ik haar gaf, de laatste vijf cent die ik op zak had, beledigd op de grond. Hier zwommen we in de vijver van het provinciehuis, trommelden tegen de wapenwedloop op het binnenhof en kocht ik stroopwafelkruimels voor een kwartje.

Er is krankzinnig veel veranderd. Er is gebouwd en gegraven. Straten vol kraakpanden staan er nu weer strak bij en herbergen accountants en andersoortige vage kantoren. De tram is ondergronds. Op de plek van het voormalig Hot-theater pronken nu protserige torens met bijnamen als 'de Vulpen', 'de Citruspers' en 'de Tieten' (waarin het ministerie van Volksgezondheid huist zodat je een tijdje terug kon spreken van 'de Tieten van -minister- Borst.' Tieten van 104 meter. Platter kan niet.)

Toch sluiten de beelden die ik zie naadloos aan bij de beelden in mijn hoofd. Beelden waarvan ik het bestaan niet wist maar die er toch blijken te zijn. Witte de With, Daguerre, Stephenson,..... de beroemdheden waar de straten naar zijn vernoemd zeggen me weinig, de straten zelf des te meer.

Roekeloos en intens blij was ik toen. Maar ook vaak melancholisch, soms wanhopig. Emoties liepen vaak hoog op en wisselden elkaar in razend tempo af. Onnavolgbaar en onuitstaanbaar moet ik zijn geweest voor de mensen die me dagelijks meemaakten. De risico's die ik zelf liep zag ik niet.

Maar het is fijn om weer even terug te zijn. In de stad van mijn wilde puberjaren.

donderdag 17 april 2008

Ondernemers

Ik ben verhuisd van mijn tweewieler, waar ik bijna mee was getrouwd, naar een dikke vervuiler. Met alle gevolgen van dien. Zeurde ik eerst nog over dertig euro bij de fietsenmaker, nu tank ik zonder moeite voor meer dan het drievoudige. Maar de kost gaat voor de baat uit en de eerste opdracht heb ik binnen. 'Wel veel geld voor een stuk blik', verzuchtte Mr. Lehti. Maar ging overstag en betaalde het halve blik.

Hij steunt mijn bedrijf en geeft me de ruimte. Hij gunt het me en houdt van me en is, zo af en toe, een tikkeltje jaloers. Want zijn zaak is zonder klanten en bestaat nu ruim een jaar. Het voordeel is geheel het mijne, toch verwijt ik hem zijn houding. Hij vindt dit tegenstrijdig en niet eerlijk en unfair. Wellicht terecht, maar mijn excuses komen niet.

De ruimte die ik krijg, geeft hij mij met liefde kado. Andersom ik hem de zijne niet. Althans niet zonder meer. Hij overweegt ontslag te nemen, om zich te wijden aan zijn zaak. Maar ik vrees verzanding, als hij niet nú zijn plaats al claimt. 'Wees meer een ondernemer', bries ik, 'ga de boer op, wees zakelijk en pàk nu de ruimte die je wilt!'.

Mijn verwijt is meer dan dat, ik wil zo graag wat tegengas. Hij is dit niet gewoon en vreest brokken bij dit spel. Een echtelijke ruzie is soms lastig maar zo nodig. Waarom tot in het graf beleefd, tegen degene met wie je lief en leed deelt? Hij kende deze behoefte van mij en kwam er dus op terug. Goed ingeleid, goed overdacht, geen woord te veel -ik zou hem eens iets verwijten, desnoods na twinig jaar. Mr Lehti: 'Maar jij bent mijn klant toch niet, zo wil ik dus niet met je omgaan en zoals je zelf ook zegt, we zitten in hetzelfde schuitje!'. Alweer terecht, maar toch, zijn riemen roei ik niet. En in zijn vaarwater wil ik niet zitten. Zijn actie was olie op het vuur (ha, eindelijk discussie!). En ik nam geen woord terug van wat ik zei, deed er een schepje bovenop.

Mr. Lehti mokt al dagen. Laat zich vollopen met koffie. Zijn rokershoestje neemt weer toe. We liggen zwijgend naast elkaar, bespreken slechts boodschappen en kinderlief en -leed. Afscheidszoenen afgeschaft en ook de passie lijkt even passé. Zou hij beledigd zijn of verdrietig, gekrenkt, verbitterd of ontdaan? Ik vraag hem niks, hij zegt me niks. Ik heb me met mijn actie ook de kleine inkijk in zijn gedachten verspeeld. Wie onderneemt de eerste stap?

Karin en Samira

Anderhalf jaar geleden, in oktober 2006 overleed Karin Adelmund. Een beeld dat van haar is gebleven is haar betoog over de spectacualaire groei die allochtone kinderen in het onderwijs hebben gemaakt ten opzichte van hun ouders. Geëmotioneerd vraagt ze zich hardop af waarom niemand het dáár ooit over heeft, niemand dat ooit noemt. Haar vraag is actueler dan ooit.

Op de dag van haar overlijden zaten Ahmed Aboutaleb, Marijke Vos en Geert Dales bijeen bij Nova. De eerste verruilde het wethoudershap voor de landelijke politiek, de tweede kondigde die dag haar omgekeerde voornemen aan en de laatste veroordeelde dit voornemen. Ze keken samen naar Karin's beeld en, hoe wrang, naar de hieropvolgende special over de scheikunde opleiding van 'de' Samir A.. Er vallen termen als AIVD en 'rinkelende alarmbellen'. Aboutaleb waarschuwt voor stigmatisering. Geert op zijn beurt zegt het streng straffen hier vooral niet om te laten. Maar ja, 100 jaar straf is geen straf voor een extremist die in naam van god terreurdaden begaat.

Morgen ga ik langs bij mijn eigen Samira. We zullen praten over het spijbelgedrag van onze kinderen, de hoogte van hun kleedgeld, hun vrienden en agressief gedrag. Dit alles onder het genot van zoete thee en een bord soep. Want het is onbestaanbaar dat ik Samira's huis verlaat zonder een warme maaltijd. Ze scheidde, verhuisde en begon een bloeiend bedrijf. Lieve Karin, ook veel allochtone ouders boeken nu een spectaculaire, maar vaak fluwelen vooruitgang. Ook daar horen we weinigen over praten.

woensdag 16 april 2008

Ik zeg niks zodat jij wat kunt zeggen

Het verwijt luidde dat hij weinig liet blijk gaf van zijn ondernemerschap, zich te veel aan mij gelegen liet liggen. Maar een verwijt kan je dat moeilijk noemen en dubbelzinnig vond hij het ook. Want erkenning en steun zijn natuurlijk nooit weg, dat moet gezegd en zei ik ook. Maar in hoeverre dit het gevolg is van mijn eigen frustratie, van projectie van mijn onmacht om mijzelf te sturen? De vraag stellen is hem beantwoorden. Om mijn doel te bereiken had ik hem beter een veer in de kont kunnen steken. Als zijn ego wordt gestreeld groeit vast zijn zelfvertrouwen en dat leidt tot initiatieven. Best handig als beginnend ondernemer. En zo is de cirkel rond. Contradictio in terminis.

Maar het werd dus ruzie, zij het een kleintje. Hij vond het altijd fijn dat we niet veel later weer gewoon konden doen. Maar, vraag ik me nu af, door wie kwam dat dan? Soms bood ik excuses aan. Die werden ook aanvaard. Maar wat zou er gebeuren als er mijnerzijds geen toenadering meer zou volgen? Je zou zeggen dat wie de verzoening weet te waarderen en dit benoemt, eerder geneigd is zelf het initiatief hiertoe te nemen. Of krijg ik als aanstichter van een conflict (of het benoemen van een probleem, dat is in weze hetzelfde) ook automatisch de rol van verzoenster?

Nu wil het toeval dat hij tevens lezer van dit blog is. Publicatie zou dan olie op het vuur zijn, een trap na, of in elk geval een actie die het natuurlijk (of ingesleten) verloop der dingen geen goed zou doen. Het geschrevene wordt dus even geparkeerd bij de concepten, in afwachting van betere tijden. Mijn voornemen is: geen excuses, geen eerste stap tot verzoening. Tevens is het in deze tijd zo dat ik mijn minnaar beter kan laten voor wat ie is. De vraag is wat ik met deze opstelling wil bereiken. We wachten af.

maandag 14 april 2008

Schoolgang

Sommige gebeurtenissen luiden het einde van een tijdperk in. De dag waarop je jongste telg gaat wennen op de 'grote school' is zo'n markering, een mijlpaal. Aan kleine voorvallen kondigt zich deze dag zich al aan. Hij doet neerbuigend over het op de crèche aanwezige speelgoed: 'Da's alleen voor baby's'. Ook zelf kijk je rijkhalzend uit naar de dag waarop er geen drie cijferige bedragen meer op je bankafschriften prijken vanwege diezelfde crèche.

Toch is er van een jubelstemming geen sprake. Het is ook een afscheid, een episode die wordt afgesloten, een nieuw tijdperk dat zich aandient en schuldgevoel ligt op de loer. Wat deed ik al die uren samen?. De eendjes voerden we éénmaal. Koekjes bakken was erg zeldzaam en naar het strand gingen we nooit. Ze zijn maar één keer klein is waar, maar er naar handelen is moeilijk. Uitstapjes door de week zijn nu passé. Samen met de trein naar oma. De peuter en de dementerende die zo heerlijk konden kletsen. Communicatie om de nabijheid, om de blik, om de aandacht maar zonder inhoud. Of naar de wijdverspreide ooms en tantes, boten en vliegtuigen spotten of gewoon slenteren door het winkelcentrum en de speeltuin......

De grote dag is daar. Kees blijft in zijn bed en schreeuwt: 'Ik wil niet naar school'. Bij het aankleden zijn de kleren niet cool genoeg en kan hij zijn mooie medaille niet vinden: 'wèèèèh!'. Aan het ontbijt is het ook mis want hij wil worst en toch geen kaas en op de stoel van zijn broer zitten en.....

Eenmaal op school kruipt Kees in zijn schulp, zijn slakkehuis, dicht tegen me aan. Vertederd, soms lachend kijken medeouders naar het verlegen wurm. 'Ik wil niet naar school', klinkt het nu zachter. Kinderen kijken hem aan, bestoken hem met vragen. Na de voorleessessie worden ouders geacht te vertrekken, maar juf vind het prima als ik, zo'n eerste dag, wat langer blijf. Ik vraag of Kees naast Sjaak wil zitten, want die kent hij al. Kees knikt. Aan zijn andere kant neemt Boris plaats. Er moet flink worden ingeschikt, de klas is tjokkevol. Ik ga achter de volle bank op mijn knieen zitten. Kees' eerste appèl; braaf dreunen kleuters 'Ja juf' bij het horen van hun naam. Sjaak en Boris bieden tegen elkaar op: 'Ik woon vlak bij hem', 'Mijn moeder past op hem' en verderop in de kring klinkt er: 'Hij is het broertje van Leo, ik ben bij hem thuis geweest'. Het kennen van Kees geeft blijkbaar status. Kees zelf laat het over zich heen komen, zijn handen rusten op schoot.

Na een paar minuten keert hij zich om naar mij en vraagt: 'Waarom blijf je zo lang?'
'Wil je dat ik wegga?'
'Ja, ga maar weg'.
Ik sluip de klas uit en begeef me richting markt. Waar vroegtijdig schoolverlaters zich bekwamen in de verkoop van kip en noten. Kees loopt zijn kaas en krentjes mis. Misschien verkoopt hij ze over twaalf jaar zelf.

dinsdag 8 april 2008

BV Babylam

Het gaat gebeuren. Ik word ondernemer. Spannend. Op de papieren dien ik een inschatting te maken van omzet, vermogen en verwachte winst. Er verschijnen vele nullen. Maar Lehti zou Lehti niet zijn als ze, om één postzegel à vierenveertig cent te besparen, de post niet zelf rond zou gaan brengen.

Ze doet open en oogt moe. 'Wil je thee?'. Ja, eigenlijk wel, maar ik ben op doorreis en moet gauw weer door. Ze zet de tulpen in weinig water en leest onze babykaart. De geadresseerde huilt zachtjes in de box. Ik neem haar op en klets honderduit. Met baby's kletsen is uniek. Ze kijkt naar kleur, naar licht en dan, langzaam maar beslist, draait haar blik belangstellend naar mijn haargrens of bewegende mond. Dan maakt ze zelf vormen met haar lippen.

Ik ga tot drie keer toe zitten maar ga vanzelf weer staan. Wij moeders praten. Over mannen, over voeden, over schoonmoeders en het helaasheid der voornemens. Zoals eerder gaan slapen en het vermijden van ruzie. Wat dan beide toch niet lukt. Verwachtingen en aannames en onuitgesproken gedachten. Twee koppen thee en veel uitgewisselde woorden later slaapt de kleine op mijn arm. Haar armpje wijst slap en toch robuust naar boven. Ik leg haar neer en slaak een gesmoorde kreet. Mijn arm wil niet meer terug, blijft staan in de draagstand. Opstappen gaat moeilijk en fietsen slechts eenhandig.

Luttele uren later is mijn ondernemerschap een feit. Als ik koud weer buiten sta gaat mijn mobieltje. Wellicht is dit mijn eerste klant!. Ik kan slechts met rechts opnemen. Mijn arm is nog lam, van andermans baby. Maar wie zelfstandig werkt, tilt daar niet zwaar aan. Toch?

maandag 7 april 2008

Vogelles

De zon voelt lekker op onze dikke jassen. De kale bomen laten alle warmte door. 'Ik ga slapen', zegt hij, terwijl hij zijn hoofd tegen mijn rug aan legt. Ik trap gestaag door. Dit keer ga ik voorzichtig te werk bij het overdragen van mijn summiere vogelkennis. Vorige week bereikte ik met mijn enthousiasme het tegendeel. Als een hond die nukkig weigert kunstjes te doen zei hij toen op al mijn vragen: 'Dat is een vogel'. Dit keer turen we niet naar een verstopte fazant maar naar een kievitskuif, het rood van de scholekster en grazende ganzen. 'Ik wil een verrekijker' zegt Leo. Het gevoel bekruipt me dat dit toch meer het 'echte' onderwijs is. We zien een reiger die een kikker vangt en over de grutto zegt hij verrukt: 'Die loopt over het water'. Deze momenten moeten eeuwig duren.

Ik neem dan ook een omweg. We turen naar kraaiennesten, raden waar ondergedoken eenden weer boven komen en spotten een schip in de sluis. Dan laat ik Leo weer los in het gebouw waar hij letters leert. Vanwege het mooie weer zijn alle kinderen op het schoolplein. In de zandbak zie ik het begin van een vete. Er is ruzie om een schep. In de toiletten klauteren kleuters over banken. Leo wil het liefst binnen, lekker veilig. Maar dat mag niet.

zaterdag 29 maart 2008

Stoelmassage

Ze hebben kinderen, zijn gescheiden en genoten een vrij hoge opleiding. De kriebels om juist nu van carrière te switchen, hebben ze ook alle drie. Ik reken ze tot mijn vriendenkring en toch, hebben ze elkaar nimmer ontmoet. Wèl had ik het voorrecht om te mogen genieten van het resultaat van hun omscholing. Na afloop was er weinig meer voor nodig mij in slaap te doen vallen. Een dergelijke behandeling zou verplichte kost moeten zijn voor de onder hoge schulden gebukt gaande bijstandsouders, voor workaholics die zich in ijl tempo naar een RSI toewerken en verder alle andere mensen die zich niet tot deze twee groepen kunnen rekenen.

Een rage? Puur toeval? Ik geloof niet in het laatste en zou het eerste alleen maar toejuichen.
Toch hebben de drie dames op het tweede gezicht meer verschillen dan overeenkomsten. De één zal niet, of met moeite het land van herkomst van de ander kunnen bezoeken. Voor de voorouders van de derde zouden beide anderen te vrezen hebben. Een vrouw van Joodse komaf, een moslima en de laatste met voorouders die NSB-er waren en wier kinderen ná de oorlog werden verlaten. Mijn eigen voorouders zaten destijds ondergedoken.

Moge de ontspanning die zij middels hun massage uitdragen gemeengoed worden bij alle mensen die deze aardbol bevolken. En tussen hen. Amen.

donderdag 27 maart 2008

Student in de sneeuw 2

Het is tijd voor een verrassingsbezoek aan mijn verwaarloosde vrienden. Het risico dat ze niet thuis zijn neem ik voor lief. Het is mooi weer. Wie vooraf belt verrast niet en bij geen gehoor verschaft men zich slechts zekerheid over de doelloosheid van de tocht. Of de bonnefooi is beter.

De intercom zoemt maar de deur blijft dicht. Eénmaal voor zijn deur durf ik hem wel op te bellen, ik ben nu al ter plaatse. Beide telefoons gaan lang over. Er wordt gevraagd iets in te spreken. Althans, daar ga ik van uit, want ik versta er geen woord van. 'Ik sta voor je deur', zeg ik naar waarheid. Het mag niet baten, de gordijnen blijven roerloos stil.

Als een schilder uitslaapt, zal de vertaler dat zeker doen. De nacht biedt inspiratie. Maar ik waag het er op en keer mijn fiets stadwaarts. Ook bij de woonst van de schrijver zijn de gordijnen hard bezig het zonlicht buiten te houden. Mijn aanbellen, slechts één keer -er is geen nood- brengt in deze toestand geen enkele verandering. 'Als Lehti het is, klopt ze wel op het raam', liet hij zich eens ontvallen. Maar deze uitspraak is onderhevig aan inflatie, zeker als de bezoekfrequentie is gedecimeerd.

Ik zet koers naar één mijner vriendinnen. Als ze nachtdienst had, dan slaapt ze. En anders is ze aan het werk. Ik zou me deze poging haar te bezoeken dus kunnen besparen. Maar, zoals gezegd, het ging hier slechts om de mogelijke kàns op een doel, hoe klein die ook moge zijn. Ze fietst me tegemoet, heeft een vergadering. Een zoen ten afscheid: 'We zien elkaar gauw', en weg is ze.

Er kraakt geen sneeuw meer onder mijn laarzen. Smeltwater druipt van de goten. De schoonheid van deze Maartse morgen wordt weer water. Het winkelcentrum staat half blank. Er was niemand thuis of wakker. Maar het was de moeite waard. Tijd voor de studie.

woensdag 26 maart 2008

Student in de sneeuw 1

De bibliotheek is uitgestorven. Ik prop mijn spullen in een kluis. Boven, bij de balie, haal ik mijn reservering op. Scanners en kluisjes begeleiden bliepend mijn tocht door het gebouw. Na vijf minuten sta ik weer buiten. De sneeuw kraakt als duinzand onder mijn laarzen. Het is koud en de universiteit al open. Ik besluit binnen te gaan wachten. Zo vroeg ben ik in geen jaren op een afspraak verschenen.

De gang is leeg. Een schoonmaakster passeert. Ik groet haar. Als de man nadert sta ik op, het boek omklemmend met mijn linkerhand. Hij vraagt of ik mevrouw Lehti ben en steekt me zijn hand toe. Die valt voor mij moeilijk te schudden omdat ik naast het boek ook mijn loodzware tas en jas draag. Hij excuseert zich, vraagt of ik lang heb gewacht. Dat zo'n vroege komst voor mij zeldzaam is, weet hij niet. Hij gaat me voor naar zijn kamer, de deur kan nèt ver genoeg open. Slechts twee horizontale vlakken zijn nog leeg. Op het groene pluche zet ik mijn tas, op de rode stoel ga ik zelf zitten. In, op en naast alle andere stoelen, kasten en dozen liggen stapels boeken. De man wurmt zich achter zijn bureau en begint al mompelend te zoeken naar mijn stukken in de berg papier vóór hem. Vervolgens is zijn la aan de beurt: 'Ik weet toch zeker dat ik het heb uitgeprint'. Hoewel ik mijn benen en armen stijf gekruisd houd -de inhoud van mijn handen ligt nu naast me- werkt deze herkenbare situatie ontspannend. Mijn gecopieerde exemplaar neemt hij, na enig aandringen, van me aan: 'Verder zoeken heeft geen zin'. Terwijl hij mijn tekst scant, komt hij terug op mijn mail. Ai, denk ik, kon die wel door de beugel? Het googlen van een naam is intussen gemeengoed, dáár voel ik me niet schuldig om. Maar het bevondene op semiludieke wijze aan de geleerde man terugmailen, was wellicht te gewaagd. Ik had beter kunnen wachten tot deze morgen, om zelf bevestigd te zien dat zijn kamer er inderdaad uitziet als de binnenkant van een verhuisdoos.

We gaan over tot tutoyeren maar zijn bemoedigende blikken brengen me slechts onzekerheid. Hoe voer je zo'n gesprek?. Hij vraagt waar hij me mee kan helpen. Nog voordat ik besef hoe onsamenhangend mijn antwoord klinkt, komt hij met een suggestie, vergezeld van een boek van zijn hand, dat hij achter twee rijen lijvige werken vandaan vist. Zijn idee spreekt me aan.

Dit is vandaag de tweede verloochening de ware Lehti: Ik stem niet gauw toe, kom altijd te laat en werp dan ook ter verdediging (van wat?, voor wie?) tegen: 'Normaliter ben ik niet zo meegaand, hoor'. Alweer zo'n zin die nog lozer lijkt als de man mij vraagt om een nadere uitleg. Hij vond mijn mail ook al zo defensief. Wat ik uitkraam heeft nu geen kop of staart meer. Ik bedank hem, schud nu wel zijn hand en baan me door de boeken een weg naar de deur. Het gesprek, als je dat al zo kunt noemen duurde tien minuten. Nu sta ik, gewapend met nog meer leesvoer, weer op de nog immer lege gang.

De lift reageerde bij mijn komen twee maal niet. Uit voorzorg besluit ik met de trap te gaan. Als geboren automobilist geef ik de mij tegemoet komende 'stijgers' voorrang. Het gevolg is dat ik tegen de trapleuning wordt geduwd door aanstormend eerstejaars studententalent.

De ergste kou is uit de lucht. Het wit, de felle zon, ze nodigen uit tot een tocht zonder vast doel. Tot wandelen door besneeuwde weilanden. Een zeldzaamheid in de nadagen van maart. Mijn moederrol laat ik vandaag voor wat ie is. De werkloze student moet zorgen dat ze haar dagelijkse portie sociale contacten opdoet. Ik veeg de sneeuw van mijn zadel en fiets de stad in, op zoek naar een warme kop koffie en een luisterend oor.

zondag 23 maart 2008

Stil huis

De vier kleintjes slapen diep. Ik ben de oppas. Dat wordt je vanzelf als één of meer koters niet jouw eigen nageslacht zijn. Mr. Lehti is frisgeschoren naar een feest, zus is stappen en ook grote zoon is de hort op. De tafel is bezaaid met vouwblaadjes, op de vloer ligt lego. Morgen vroeg trippelen er weer blote voetjes over de pasgelakte vloer, op zoek naar hun sokken. Die liggen her en der door de kamer, het gevolg van een spelletje twister. Het mondde uit in een stoeipartij. Toen de telefoon ging werkte ik me omhoog uit een stapel kinderen. Zuid-Amerika aan de lijn. Allo allo, hier is een teken van leven uit het land van soja en koeien! We vergeten je niet Lehti!. Weet je nog, die dag dat we je, vlak na het vuurwerk, hobbelend naar Buenos Aires brachten?. Die eerste januari at je zoon friet om zeven uur. Het was apevroeg en snikheet. De vangst van Sadam Husssein haalde ternauwernood de voorpagina's want 'la Boca' had gewonnen en de straten kleurden geel met blauw. Toen je landde op Schiphol vroor het dat het kraakte en glibberden kinderen in sneeuwpakken over bevroren plassen. Si si, hermana hasta luego, hasta la victoria siempre.

Ook nu is het koud en wit. De paus kortte zijn Urbi en Orbi in vanwege de regen in Rome maar vergat de bloemen niet te noemen. Neerlands trots. Kamervragen over growshops en softdugs. Filemon bepraat de grootte van penissen op de beeldbuis. Een documentaire over een Iraanse martelaren. Dag wereld, dag mensen, welterusten kinders, dag sneeuw, dag Pasen. Waarom toch zo melancholisch.

Het is half twee 's nachts. Er wordt aangebeld. De huissleutel is zoek, een fiets gejat. De vreetkick, honger ten gevolge van het blowen, wordt bevredigd door in thee gedoopte koekjes. Met volle mond doen ze verslag van het stadse nachtleven, wat zijn pubers toch gezellig en wat is moeders blij dat ze weer thuis zijn.

woensdag 19 maart 2008

Mannetjes in de morgen

Gekleurde hagelslag valt tikkend op het keukenzeil. De kleintjes klagen over kale plekken op het brood. De klok tikt voort. Korsten van dubbelgevouwen boterhammen ogen minder lekker dan mama's hele plak brood: 'Ik wil die!'. Maar nee, de korsten moeten éérst op. Hollandse zuinigheid zit diep. Leo is trager dan ooit en ook Frans komt vandaag weer te laat. Terwijl ik een poging waag mijn tanden te poetsen ('Jongesj opsssschjiete!') brult Kees dat ik zijn schoenen aan moet doen. Ik laat mijn schuldgevoelens en de vrees te laat te komen voor wat ze zijn en speel een Spartaans spel: 'Nee, je doet ze zèlf aan' 'Schiet op, we moeten gaan'. Maar hij geeft niet op en wisselt van wapen door zijn luide commando te vertalen naar een vriendelijk verzoek. Als er dan ook een nog nèt geen lijzig 'aljebliiieft' aan wordt toegevoegd ga ik bijna overstag. De voldoening als hij even later met schoenen -en betraand gezichtje- naast me staat is niet zo zoet. We zijn weer eens te laat. Opvoeden, het wil wat. Tot overmaat van ramp trekt de lucht dicht. God belegd de wereld met hagel. 'Met muisjes' verbetert Leo me, terwijl hij zich, leunend over zijn stuur, terugtrekt in zijn capuchon. Het ontneemt hem elk zicht op de links en rechts aanstormende fietsers. 'Het lijkt wel kerst' voegt Kees er -nu weer vrolijk- aan toe.

Op de terugweg neem ik de parkroute. De hagel is gesmolten en de joggers durven weer. Ze doorklieven het prille groen dat glinstert in het strijklicht. Hoewel er weinig blad valt te bekennen, zwaaien de plantsoenmannen traag met hun bladblazers heen en weer. Wat op hun rug zit lijkt op een soort airco. Of een machine uit een stripverhaal, om ter plekke ten hemel te stijgen. Hun vrije hand steekt diep in de zak van hun oranje jas. Het is koud. De hijgende renners horen ze niet aankomen, bijna wordt één van hen getackeld met de blaaslurf. De arbo verlangt gehoorbescherming.

Naast oranje blazers en hardlopende vutters zijn er natuurlijk ook nog heren van stand in de stad. Ook zij zitten niet op kantoor of te oreren in de collegezaal. Twee van hen staan in loden jas en met gepoetste schoenen op de stoep voor hun onroerend goed. 'Je moet overal rekening mee houden tegenwoordig', verzucht de één, terwijl hij wijst op de nieuwe sloten, voorzien van een extra stalen ring. 'Hoe staat het met uw knieën?' informeert de ander. Zolang de kamernood hoog is, hoeven deze huisjesmelkers niet te vrezen voor hun brood. Ze innen de huur en laten soms een schilder komen. De heren doen een paar passen naar achteren. Ze turen nu omhoog naar de gevels van hun beleggingsobjectennemen en nemen de hele weg in beslag. Geërgerd kijken ze de langs laverende vader na. Voor- en achter op zijn rammelende fiets zit zijn nageslacht dat over een kleine vijftien jaar misschien de kamer van de heer zal huren. Maar wellicht blaast hij ook de blaadjes weg voor de hardlopers.

dinsdag 18 maart 2008

Kraken

Ik zwaai naar het inmiddels tot een volwassen vrouw uitgegroeide meisje. Tien jaar geleden liep ze rondjes om de natgeregende tent. Ze rende woedend, gewapend met een slipper, onze oudste achterna. We plukten kilo's wilde frambozen. Ze was het meisje wier haar ik op haar eigen verzoek inkortte van kontlengte tot enkele centimeters. Nu sieren kleurige, in elkaar geklitte dreads haar bolle toet. Haar haar is het enige dat haar verschijning kleurt. Jas, schoenen en zelfs de aangelijnde hond zijn zwart. Ze woont niet meer bij haar gescheiden ouders, maar in een kraakpand met gelijkgestemden.

Frans broedt op soortgelijke plannen. Dagelijks herhaal ik mijn minipreek ten aanzien van schoolwerk. Het aanbod om te helpen en het geven van informatie zijn er afgeschaafd. Wat overblijft is het aftellen van de dagen die restten voordat de inleverdeadline verstrijkt. Maar hij wimpelt het weg. Hij heeft andere zorgen. Dat een krantenwijk niet genoeg oplevert voor het betalen van kamerhuur heeft hij wel begrepen. Maar kraken klinkt natuurlijk vreselijk stoer.

'Dat is allemaal nep hoor', 'Is ingestudeerd', 'Ze mógen niks anders zeggen', zo luidt Frans' aanvullend commentaar op de patriottische taal van Duitse soldaten die in het journaal vertellen hoe graag ze in Afghanistan willen vechten. Mijn poging om hem een natuurlijke argwaan mee te geven tegen al te stellige beweringen in de media lijkt te zijn geslaagd. Toch is zijn ongeloof nieuw voor mij. Bij het item over Iraki's die zeiden hun voormalige dictator te aanbidden, hield hij zich stil. Maar wellicht is dit de voorbode van het verkeren in krakerskringen. Die zullen net zo'n links zijn als in mijn jonge jaren. Dus moet vooral alles wat een uniform draagt worden gewantrouwd. En uiteraard Amerika.

Hij vertelt over zijn bezoek aan een verlaten fabriek. Stralend zegt hij hoe hij de boel naar zijn smaak zou inrichten. De gaten in het dak, de vloer en de rattenpopulatie worden ruimschoots gecompenseerd door het adembenemende uitzicht over de stad. Als ik me, heel even maar, laat aanraken door een vorm van heimwee en verloren jeugd wordt mijn krakerskennis getoetst. 'Mam, je had me toch verteld dat je met een tafel, een bed en iets aan de muur ergens mocht wonen?'. Dat had hij dus goed onthouden. Maar Frans is nu niet meer de bewonderende zoon die de avonturen van zijn ooit zo maffe moeder aanhoort. Hij heeft intussen de leeftijd bereikt waarop ik het huis verliet. Weliswaar via een nog veel maffere vriend die Frans' vader werd, in plaats van via een kraakpand, maar toch. Ook ik ben ouder geworden. Voorzichtig begin ik over 'mogelijk veranderende wetgeving' en vertel ik over krakersrellen op de Dam. Alsof dergelijke taal een naar vrijheid hunkerende puber zouden afschrikken. Hij mompelt iets over vriend Victor, die al meerderjarig is en hem misschien kan helpen. Er rest me niks anders dan hem te zeggen wat ik weet. Vol aandacht luistert hij naar wat ik vertel over het kadaster, de aansluiting op de nustvoorzieningen en de ME.

Na het eten vragen Leo en Kees of Frans met hen wil stoeien. Terwijl ik met Mr. Lehti de tafel afruim, rollen er drie jongens hijgend door de woonkamer. Korte tijd later brullen de kleintjes om mijn hulp. Ik meng me in het spel. Leo en Kees blazen de aftocht en ik word, deze keer voor de grap, door Frans in de houdgreep gelegd. Hij is opvallend voorzichtig. Hij weet dat hij fysiek mijn meerdere is, hoeft zich niet meer te bewijzen. Wil hij me op een ander vlak voorbij streven?. Misschien was dit de laatste keer dat ik met hem stoeide.

Hij krijgt een SMS. 'Dag mam, ik ga naar Victor'.
Zou hij zich verzetten als hij door de politie uit een kraakpand wordt gehaald?

maandag 17 maart 2008

Bevalt ze?

Slagregen verrast de in file fietsende forenzen. Een enkeling hijst zich in een haastig meegegrist regenpak. Hoe bedrieglijk scheen het maartse strijklicht vanmorgen over de ontbijttafel! Op de crèche informeert de leidster geroutineerd hoe de bevalling is verlopen. Honderden zwangeren kwamen er in haar carrière voorbij. Brengpapa's werden door haar uitgehoord over hechtingen en onwillige placenta's. Maar uiteindelijk is het sterftecijfer laag en de vreugde groot. Halfdichte oogjes en pruilmondjes worden ingezet om de vertedering tot ongekende hoogten te doen stijgen. Om de omgeving aan te zetten tot verzorging. En met succes. Baarmoederspieren trekken tergend pijnlijk samen bij het aanleggen van de zuigeling. Tot bloedens toe zuigt het kind aan de gekloofde tepels. Hoe lief, hoe schattig, hoe mooi. Zij die per vacuumpomp werden gehaald zijn tevens behept met een hoofd als een gloeilamp. Geboorte: resultaat van een maandenlange wachttijd na een al dan niet geslaagde wip. Of degene tot wie de boreling haar lipjes krult ook de verwekker is, doet niet terzake. De macht is aan de hulpelozen!

'Zielsblij', 'dolgelukkig', 'trots', 'verliefd' en 'sprakeloos' zijn de superlatieven die op het soms nog voor de wip ontworpen drukwerk prijken. Als de bron van de vertedering zich een weg naar buiten heeft gebaand beginnen de tropenjaren, een vol echtelijk bed, oprispingen en de tirannie van de groeicurve. De kans dat het huwelijk, als dat er al was, het kind overleeft, is niet erg groot. Onenighed over de manier van grootbrengen verwordt tot een stok om mee slaan. Ouders gaan elk hun weg. En het kind, dat zoekt de hare. In haar twee huizen en daartussen.

Na vijftien jaar behoort het pruilmondje opeens toe aan een schijnbaar zelfbewuste, wereldse jongedame. In het beste geval laat ze thuis weten waar ze de nacht gaat doorbrengen. Soms laat ze doodleuk dagen niks van zich horen en komt dan even plotseling weer binnenwandelen. Moeder vraagt telefonisch advies aan de zo lang verguisde vader: "'t is ook jóuw dochter!". Maar misschien laat de dochter zich vroegtijdig bevruchten, met nieuw zaad, met nieuw leven, met nieuwe slapeloze nachten. Dochter laat zich niet bemoederen, ze wordt er zelf één.

zondag 16 maart 2008

Helden op herhaling

Ik lees geen krant. Geen tijd voor. Ook het journaal sla ik meestal over. Of ik vergeet het. Vandaag is het zondag. Het nieuws duurt kort. Ik gun mezelf deze tien minuten met ellende. Naast de door conservatieven gewonnen verkiezingen in Iran is er een omgevallen hijskraan in Manhattan, brand in Rotterdam en een ontploft munitiedepot in Albanië. De overige nieuwsfeiten gaan aan dit hoofd voorbij. Dat zit al vol met nieuws uit de Gouden Eeuw.

De auteur van het boek waaruit ik mijn kennis haal is religieus georiënteerd. Uitgebreid wordt stilgestaan bij de rekkelijken en preciezen. Het hield ooit de gemoederen bezig. Er staat dat besluitvorming zelden het gevolg was van heldenmoed en rechtvaardigheid. Toeval en oppurtunisme zouden vaker de oorzaak of drijfveer zijn bij het bepalen van een richting. Soms pakte dat slecht uit. Begin zeventiende eeuw werden honderdduizenden Marrano's en Morrisco's, de tot het Christendom bekeerde joden en moslims, verbannen van het Iberisch schiereiland. Hierna ging Spanje als economische grootmacht achteruit.

Er is sindsdien maar weinig veranderd. Eén van de dingen die, althans in mijn omgeving, wel is veranderd, is het onderlinge contact tussen mensen. De mogelijkheid om met eigen ogen en oren kennis te nemen van de vermeende vijand. Verhalen van kinderen van Armeniers die ontkwamen aan de uitbanning uit Turkije, van ge-excommuniceerde Grieken, van ondergedoken Duitsers. Verhalen van Koerden, Algerijnen of Irani's. Ze schuiven bij me aan, zijn hier welkom. Keukens vermengen zich, verspreiden unieke geuren. Hun verhalen halen geen krant.

Misschien is dat de reden dat ik geen nieuws wil zien. Het is nieuws van de achterhoede, van hen die hun ogen niet openen voor de kleurrijke wereld om hen heen. Die liever geloven dat in 'de Hollandse cultuur', die wordt bedreigd en moet verdedigd. Maar waarom en waartegen en tegen wie dan wel? En wie beschermt de nieuwkomer tegen het veelgeprezen en toch beangstigende individualisme? En wanneer omarmt de Hollander de hem vreemde deugd van gastvrijheid?

Nee, laten we bang en alleen plaatsnemen achter de buis. Om vervolgens schande te spreken op feestjes, waar grappen over Ali gemeengoed zijn. Laten we de winkels met behoofddoekte kassières gaan mijden en en masse achter populistische paljassen aanlopen. Zij weten wel dat het binnenhalen van Huygenoten, Vlaamse meesters en Portugeze joden (Spinoza) de Hollanders geen windeieren heeft gelegd maar nu is Nederland vol en gastvrijheid een vies woord. En wee de prinses die het bestaan van 'de Nederlander' te betwijfelt. (het filmpje van Maxima's toespraak n.a.v. het WRR rapport is de moeite waard. Te lang? luister tussen 3-5 min.) Om maar niet te spreken van de politica die het waagt de Islam binnen te laten in Hollands erfgoed. Die krijgt nog meer over zich heen en mag uiteindelijk opstappen.
Leve de Leeuw!

zaterdag 23 februari 2008

Snoep, wijn en meer

Wachten in de file irriteert velen maar hier, bij de kassa lijkt niemand veel last van stress te hebben. Er wordt gesmst, iemand leest op haar gemak de koppen van de middageditie en ook de commercie maakt graag gebruik van deze luttele, niet volgeplande seconden. Naast verrassingseieren op peuterhoogte en afgeprijsde douchegel staat een stelling met zogenaamd 'oud snoep'. Met vieze grijze kleuren, rare namen en vooral veel suiker. Geheel tegen de geboden van de gezondheidsmaffia in. Ik kocht eens een zakje met toffees in de vorm van een joint. Er op sabbelen betekende vastgelijmde kaken, kauwen kapotte.

Twee studentes becommentariëren de uitgestalde waar:
'Die peerdrups, die zijn lekker en o kijk, deze, die nam ik wel eens mee naar het zwembad'.
'Ken je dat, dat is eetpapier, echt smerig, joh, heb je dat wel eens gegeten?'
'Ja, da's hetzelfde als een hostie'
De stilte die volgt kan betekenen dat slechts één van hen van katholieke huize is maar wellicht zijn ze alleen maar verbaasd dat het lichaam van Christus hier is voorzien van een streepjescode.

Bij de kassa van de buurtsuper gunnen stadse mensen elkaar een kijkje in de keuken. Er is volop gelegenheid een blik op de boodschappen van je voorganger te werpen. Worden er pampers, gehakselde en gewassen sla of fairtrade koffie op de band gezet? De nieuwe kassa beschikt zelfs over een openbare display zodat men precies kan zien wat de tussen- en eindstand is van hetgeen wordt afgerekend. Hier is van een wachtstreep geen spoor, elke klant schuift zijn kar braaf tot op enkele centimeters van de volgende kont. Deze gluursessie is nog puur genieten. Alsof jij de enige bent met de link naar iemands koelkast. Vandaag staat er zelfs een tweede kamerlid in de rij achter me. Reden om extra op te letten, want: 'Wat eten politici zoal de hele dag?'. Ik zie een fles vla, witte wijn, en cola. Ik staar wellicht wat te gretig naar zijn spullen. Hij wijst me er vriendelijk op dat ik mijn pinpas verkeerd om door de scanner haal. 'O, ja bedankt', breng ik nog net uit met een rood hoofd -alsof ik dat niet weet-. Ik laad snel het maandverband en de condooms in mijn tas.

dinsdag 5 februari 2008

Vrouwen hebben het maar makkelijk

Hij leunt ver over de tafel heen, alsof hij me een zakje weed wil toeschuiven. Met veel armgebaren probeert hij me te overtuigen van mijn ongelijk: 'Luister, ik ken een man, die heb een penthouse, echt groot, weetje. Aan z'n vrouw vertelt hij alles, echt alles. Wat ie met andere vrouwen doet, enzo. En zij vindt dat niet erg, se blijft gewoon bij hem'. Zijn woorden stromen over van ongeloof, hij lijkt verbolgen. De logica als ware dit de bewijsvoering voor het gemakkelijke leven dat vrouwen leiden, ontgaat me. Maar dan schiet me zijn eerdere argumentatie te binnen: 'Ah, dus jij denkt dat zij bij hèm blijft omdat ze zijn huis en geld niet wil missen?'. De twinkeling in de ogen verraadt dat hij blij is dat ik hem eindelijk begrijp: 'Ja, natuurlijk, waarom doet ze dat ànders?, jij zou het toch zeker ook niet goed vinden als je man vreemd zou gaan?'. In een sociaal wenselijk antwoord heb ik geen zin, ook voel ik niet voor persoonlijke ontboezemingen. In zijn ogen wordt ìk dan degene die bulkt van de centen, of de trouweloze hoer. Het lijkt me er niet het moment voor. 'Maar', zeg ik, 'mijn man mag wat mij betreft zijn gang gaan, als hij daar gelukkig van wordt, moet hij dat vooral doen'. De twinkeling wordt aangevuld met een grijns. De toeter schalt door de kantine. Samen met zijn mannelijke medecursisten roept hij lachend: 'Dan wil ik je man wel zijn'. Ik weet zeker dat dit ver naast de waarheid is, als hij wist wat ik deed. Ze zijn minder scherp dan ik hen inschat. Maar ter vermijding van lastige vragen maak ik me toch maar uit de voeten.

Op de elektra-afdeling huist een ander slag man. Er wordt rustig draden gestript. Een pieper klinkt zacht als de circuits worden getest. Twee collega's zijn vandaag voor het laatst. Mijn zoen ten afscheid doet één van hen blozen tot achter de oren. Een jehova-getuige, een homo en een zwijgzame Chinees. De radio staat zacht.

Om half vijf fies ik terug naar huis. Ik doorkruis de rosse buurt. Mannen kruipen in hun dienst-auto's langs de ramen. Vrouwen hebben het maar makkelijk. Morgen geeft de school mijn kinderen een extra vrije dag. Ik zal mijn zoontjes moeten meenemen naar mijn opleiding. Vrouwen hebben het makkelijk. Een moeder houdt me staande, ze wil mijn adres voor de uitnodiging van een kinderfeestje. Ik zie medemoeders racend naar zwemles, vlak voor vijven groente kopen op de markt, een vergeten kinderfiets van school halen, terugwandelend van het oudergesprek, ze heeft geen fiets ten gevolge van haar vlucht van haar alcoholische man. Vrouwen hebben het maar makkelijk.

Thuis ruikt het naar versgebakken schol en er hangt een heerlijke spruitjeslucht. Mr Lehti heeft de vriezer volgestouwd en doet verslag van het oudergesprek. Als hij 's avonds gaat joggen bel ik mijn minnaar. Die hoort me uit over mijn vorig leven, vijftien jaar terug, toen het leven minder makkelijk was. 'Maar nu ben je gelukkig, toch?', zegt hij. Dat beaam ik. Mr Lehti komt thuis. Hij zet verse thee. Deze vrouw heeft het maar makkelijk.

woensdag 9 januari 2008

Tedere tirannie

Leo en Kees spelen vanmiddag bij vriendjes. Toevallig de meest verschillende kinderen van de school. De kinderen kunnen het onderling dan ook absoluut niet met elkaar vinden. Om heel eerlijk te zijn zie ik hier eerder de invloed van hun beider moeders in, dan dat de kinderen elkaar nu van nature zo naar het leven staan.

De één heeft een tuin, de ander een balkon, de één bakt appelflappen en de ander friet. Verder is er dixap versus sinas, het meergranen versus casino wit en de bakfiets versus de gepimpte golf. Maar toch zijn er meer overeenkomsten dan je op het eerst gezicht zou vermoeden.

In beide huizen bepalen de kinderen de agenda, ofschoon de ouders anders willen doen geloven. De fiets-moeder doet, in een poging het leven van haar kind zo aangenaam mogelijk te maken, alles, om frustratie te vermijden. Het gevolg is dat zij naar zijn pijpen danst. De frieten-ma doet niet veel meer dan bevelen uitdelen. Het gezegde lijdt zo aan hyperinflatie en ook háár koters doen precies waar ze zelf zin in hebben. Qua effect is dus geen onderscheid tussen: 'Ik heb liever niet dat je mama schopt, dat doet au' en 'Wil je goddomme je tyfuspoten thuishouden, anders sla ik je'.

Kees heeft het reuze naar zijn zin. Hij speelt voetje van de vloer met de andere kinderen. Hun moeder zegt vertederd: 'Leuk hè, dat hebben ze zelf bedacht'. Ondertusen worden er nog meer kussens van de bank gesleept die als eiland dienst doen. Na het schoen- en jasritueel halen we Leo van het partijtje.

Op de galerij hangers slingers en één van de kinderen heet ons van harte welkom middels een gericht 'ratàtàtàtà'. Het jochie met de mitrailleur gaat ons voor naar de huiskamer waar gevoetbald wordt. De computer, de tv en de radio staan aan. Al hijsend aan een sigaret brult ma: 'Ken mij niks schele hoor, zo lang ze maar lol hebben'. En daar lijkt ook zij, aardig in te zijn geslaagd. Leo heeft nog geen zin om mee te gaan.
Ik pas me aan, schenk mijzelf en Kees cola in en graai in een bak chips.

Zo lang zij maar gelukkig zijn.

maandag 7 januari 2008

Bilflos

We slenteren de laatste honderd meter naar huis. Het was een lange reis. Eenmaal thuis zijn de 'fucks' en 'fuckings' niet van de lucht, maar van mij mag 'the gang', die gebroederlijk rond de pc hangt, de film uitkijken. Om te voorkomen dat de kleintjes te veel gangsta-geweld over zich heen gestort krijgen, plant ik ze achter de buis. Ik vrees nu wel dat, als ik het eten eenmaal op tafel heb, de dvd nog niet is afgelopen en de broertjes op de bank zijn ingestort. Maar je moet wat, als ouder. Ik verschans me in de keuken om een stevige groentesoep in elkaar te flansen. Die moet samen met de enorme bak sla, het pizza- en pannekoekendieet van de pubers neutraliseren. Ik voel me een tante Bastellia, uit Pippi Langkous. Die met 'een heerlijk voedzaam groentesoepje' op de proppen kwam. Waarop het vlechtenmeisje, met een overdosis ironie zegt: 'Oh, wat aardig voor die kleine arme Pippi'.

De bel gaat. Na wat gesmoes bij de deur word ik er bij geroepen. Ik wurm me door de gang langs fietsen en vakantietassen en bereid me voor op zendelingen of collectanten. Maar het zijn twee ongeruste ouders wier dochter zoek is. De meid blijkt tot een paar uur ervoor in ons huis te zijn geweest. In onze afwezigheid werd ons huis multifunctioneel; naast bioscoop nu dus ook opvanghuis. Het mag allemaal, alleen jammer dat ze nu gevlogen is. En niemand weet waarheen. Haar telefoon was haar afgenomen, voor straf.

In aanwezigheid van de ouders worden de laatsgebelde nummers uit onze telefoon getoverd. Alsze weer weg zijn, pluis ik de computer na. Via oorlogs- en pokerspelen, tientallen hyvespagina's, MSN en keiharde porno, beland ik bij een site vol vluchttijden van Schiphol. Ik hoor het knarsen in mijn bovenkamer, het is mijn geweten. Gelukkig blijkt ze slechts iemand te hebben willen afhalen.

Ik ben moe van de reis en wil douchen. In de badkamer baan ik me een weg door de berg handdoeken -logeerde hier soms een heel leger?. In de badkuip vind ik een mij onbekend kledingstuk dat voldoet aan de definitie van 'bilflos' maar waarschijnlijk dienst heeft gedaan als slipje. In de wastafel ligt een ingedroogde fluim, die dicht ik een jongen toe die vast ons echtelijk bed besliep. Als ik fris bed naast Mr. Lehti wil kruipen, is het net of er ook een vrouw ligt. Het zijn de geurresten op de hoofdkussens van het meisje dat hier sliep. Toch sneu voor ze, dat onze condooms op waren. Mijn eigen ouders waren altijd al beter in vooruitkijken. Toen Mr Lehti me twintig jaar terug ontmaagdde in hun lege bed, lagen er wel rubbers op het nachtkastje.

Een dag later is het meisje terug bij haar ouders, ze kan weer van de telex worden gehaald. Even overweeg ik het slipje bij haar langs te brengen. Daar zie ik van af. Geen moeilijke vragen uitlokken.