zaterdag 27 augustus 2016

Van Illica tot Messsina

Een pot nutella. Twee nieuwe sportschoenen, netjes naast elkaar op hun doos. Vuilniszakken. Met oude schoenen er in, of het bonnetje van de nieuwe. Of van de nutella. Voetstappen over het puin, de wind. Er is niets dat zo beklemmend is, dat zo duidelijk laat voelen hoe het moet zijn als de aarde trilt, als een stomme film over iets waar tot gister leven was. Niet ineengestrengelde overledenen of een oma die haar kinderen beschermt. Nee, het is de stilte, water dat uit een gesprongen waterleiding loopt (min.1.30) in dit filmpje over Illica dat tot de verbeelding spreekt.

Nadat de wind en de voetstappen over het puin zich in je hoofd hebben genesteld, rijst bij mij ongewild de vraag: Hoe nu verder? Niet alleen met de verliezen, begrafenissen, nieuwe slaapplek zoeken, de rouw... maar wat gebeurt er met zo'n dorp? Wordt het opgeruimd? Gaat er ooit nog iemand wonen?

In het geval van Illica denk ik dat de meeste mensen tijdelijke toeristen waren. Ooit geboren in de bergen en als arbeidsmigranten/ gelukszoekers weggetrokken naar de grote stad. Om vervolgens elke zomer, net als veel Turkse en Marokkaanse gezinnen doen, terug te gaan naar hun geboortegrond. Vol mooie verhalen en kado's. Rome biedt welvaart maar is in de zomer veel te heet. En in Illica groeien vast gratis vijgen en komt het water uit de bergen. De matrassen die uit de opengereten huizen steken, lijken ook niet te zijn beslapen, maar in afwachting van stads bezoek. Netjes afgedekt tegen stof en schorpioenen.

Misschien blazen ze Illica wel op. Om te voorkomen dat de bewoners er hun spullen komen zoeken en er nog meer doden vallen door instortende huizen. Zoals ze achtenveertig jaar geleden deden met Gibellina. Waarna de burgemeester het dorp liet volstorten met beton. Bij wijze van kunstvorm. Toen ik er vijf jaar geleden in rondliep, bleek dezelfde burgemeester een week eerder te zijn vermoord. Twee locals vertelden vol vuur over de beste man, en ze namen ons mee naar een ander verwoest dorp, waar nog geen beton was gestort. Ook daar lagen schoenen en wielen en stonden schoolbankjes. Ook daar waaide het en was het stil. We aten rijpe vijgen in verlaten straten. Die daar al een halve eeuw zo bij liggen.

Huizen. Ze moeten beschermen. Tegen kou, hitte en indringers. Maar als de aarde trilt, wordt het huis je grootste vijand. Italië kent een lange historie van aardbevingen. 2016, Illica, 1968 Gibellina. Maar wie echt een beeld wil krijgen van de alles vernietigende kracht van een aardbeving, moet de ramp van Messina op zich in laten werken. De aarde trilde dertig seconden. Negentig procent van de bebouwing ging tegen de vlakte. Mensen vluchtten naar de kust. Daarna volgde een tsunami. Schattingen van de slachtoffers schommelen tussen de vijftig en tweehonderdduizend. Elders in Italië had men dagenlang geen idee van de omvang van het ramp. Er was geen voedsel, geen water, geen hulp, geen communicatie, er was brand, het was koud en het regende.

Toen Messina in 1909 weer werd opgebouwd, werden de weinige overlevenden over Italië verspreid. Achthonderdvijftig van hen vertrokken per schip naar New York. Het schip, de 'Florida', kwam onderweg in aanvaring met een ander schip. Er brak paniek uit en er vielen drie doden. De anderen bouwden in de VS een nieuw bestaan op.

maandag 22 augustus 2016

Wasvrouwen anno 2016

Een paars kindersandaaltje zonder voet er in. “Watch out, it's slippery” zegt een vrouw tegen het meisje dat kennelijk bij het sandaaltje hoort. In prachtig Engels. Niet het onverstaanbare Engels dat deze zomer wordt gebrabbeld op luxe campings aan de Kroatische kust door opgeschoten Italiaanse jochies. Het meisje sputtert, de moeder sust. Aan de andere kant van het trespa schot sta ik bloot onder een te hete douche.

Ik droog me af, zet mijn bril op en lees eindelijk de instructie op het bordje aan de muur: -GELIEVE DE RUIMTE NA GEBRUIK TE VERLATEN- De Engelse moeder met kind gaan weg. Twee pubermeiden komen in hun plek: “Deze twee zijn nog vrij, ik hou ze wel bezet.”

Niemand ziet mij.

"Je moet het eigenlijk wel tegen hem zeggen hoor."

"Ja, dat weet ik, maar dat kan ook gevaarlijk zijn.” 
"Ben je daar nog geweest?”
"Shit, ik heb geen crèmespoeling bij me.”
"Je mag de mijne wel gebruiken.”
 "O, echt?”
"Ja hoor, in welke zit je?”
"In de vierde. En jij?"
"Ok, let op...”

Bloot maakt loslippig. Of zouden het de doucheschotten zijn? In elk geval kan het meisje van wie ik de schuimkoppen onder mijn voeten door naar het putje zie drijven goed mikken. Ook ik heb geen crémespoeling. Maar ook geen vriendin die het naar me kan gooien. Want ik ben opnieuw met vijf mannen op vakantie. Ik krijg geen fles op mijn hoofd. Zwijgend verlaat ik de doucheruimte.


Bij de kapper was ik in geen jaren. Mijn haar met shampoo wassen doe ik zo min mogelijk. Föhnen is ook zo'n gedoe. De spiegel is beslagen. Mijn bril ook. Ik haal mijn haar los en ga het borstelen. Dat kan ik best blind. Het duurt langer dan de douche.

Dan komt het meisje uit het tweede hokje. Ze heeft haar haar kunstig in een tulband gedraaid. Haar armen zijn vol kleren en een open toilettas. Ze laat iets vallen. Kleren. Die nu nat worden.
"Fuck it" sist ze.

Een onzekere stem uit nummer vier vraagt vertwijfeld waarom het opeens zo stil is. het fuck-it meisje zegt niks. Wat kan ze zeggen?: "Ssst, Kim/ Britt/ Chantal, er staat hier een langjarige heks met beslagen bril voor een spiegel waar je niks in ziet. Ze kwam met droge haren onder de douche vandaan. Ze luistert ons vast af." 

Ik draai mijn haren in een knoet en laat de gecremespoelde dames alleen. 



dinsdag 2 augustus 2016

Ontdekkingen onder de pergola

Wie zich bezighoudt met het plukken van een kip, kan dat beter niet gelijktijdig doen met het spelen van een spelletje wordfeud. Dat was de ontdekking van deze week. Want ik mag inmiddels aardig bedreven zijn in het leggen van lettertjes met tegenspelers in Amsterdam, Groningen en zelfs Estland (gezegend zijt gij, ons onvolprezen internet), de archaïsche kunst van het naar de andere wereld helpen van een legkip die vanwege een doorgeslagen broedbehoefte niet meer nuttig is in de heuvels van Umbrië, beheers ik verre van volmaakt. Ook vereisen beide bezigheden een hoge mate van vingervlugheid. En er is het risico dat het spelbord- ook wel smartphone geheten- in een pan vol veertjes valt.

Werk gaat voor.
Wat moet dat moet.
Hoewel....'werk'?  'móeten'?, Het hangt meer samen met een andere vaardigheid die bij mij ook nog enige verfijning behoeft: Nee kunnen zeggen. En zondag ging dat mis. Dus was daar opeens die kip. Met de vraag of ik daar soep van kon maken. "Ja, natuúrlijk!"
"Wil je dat ik haar alvast voor je doodmaak, dan hoef je thuis alleen nog maar te plukken." Nee hoor, niet nodig. Daar draai ik mijn hand  niet voor om. En het idee om met een dode kip in de achterbak van een geleende, gelikte Opel rond te rijden, trok me nog net iets minder dan met een levend exemplaar.

De terugweg vanaf de berg met de honderden bochten (Leo: "Het lijkt hier wel een achtbaan"), ging een stuk vlotter dan heen. Te meer omdat er naast Leo ook een Italiaans jochie achterin zat dat opeens vreselijke haast had om met ruim dertig graden 's middags te gaan voetballen. Ik liet Leo thuis achter met de doos met de kip en spoedde me heen en weer naar het voetbalveld. (Morgen maar eens een blik op die oude fiets werpen. Kan ie zelf naar het sportveld fietsen.)

Ik zette thuis twee pannen water op. Eén voor het plukken en één voor de soep. Leo had de doos binnen op het aanrecht gezet. "Nee, niet gluren." (Je zoon zal zich zowaar gaan hechten aan het hoen. 'Flappie' plopt spontaan omhoog).

Maar niet alleen met gevoelige pubers dient men rekening te houden. Ook een trouwe lezer van dit blog gaf me te kennen geen plaatjes van het tafereel te hoeven zien. En wat is een verhaal meer dan een uitgeschreven foto? Waarbij dan ook weer de vraag rijst wie de foto had moeten nemen. Leo niet. En een 'slachtselfie' leek me ook geen fijn gegeven. Mede omdat men daarvoor weer die smarte phone nodig heeft. Beter is het om gelijk over te schakelen naar de soep. (Ik meen dat in de tekst van Flappie ook de daad ontbreekt.)

"Soep? In de zomer?" klonk het verbaasd in de boerenfamilie. (Maar zoiets zeiden ze ook toen ik kaas over de pasta met vis raspte en -bij gebrek aan olie- mayonaise in de sla wilde doen).
Ze smulden er van. Ook mijn eigen boer had een aanloopje nodig. Maar dat had een andere oorzaak.

"Ik vind het niet zo'n fijn idee."
"Ja, laat maar een beetje proeven"
"Nee, doe toch maar niet".
"Of, nou ja, doe toch maar wel."

Een paar dagen later zit ik opnieuw onder de pergola. Alwaar de wifi verbinding nog net bereik heeft. Ik doe nog meer ontdekkingen:
Dat krekels ophouden met tjirpen als er onweer op komst is.
Dat 'chique' het anagram is van 'quiche'.
En dat natte kippenveertjes blijven hangen in het gras.