zaterdag 31 oktober 2015

De narcissen op zijn graf kwamen van mij

Na drie rondjes om de flats heen te hebben gefietst, sta ik voor haar deur. Althans, dat denk ik, want ze heeft nog geen naambordje. Ook geen bel trouwens. Maar als ik haar huisnummer intyp, zwaait dan toch de deur naar de hal open.

Binnenin het gebouw, waar ik dagelijks langsloop, is een mooie, lichte patio. Ze leidt me rond in haar nieuwe appartement. Met deuren die twee keer haar lengte zijn. Ook de huur is hoger dan die ze eerder had. Maar ze wil voor geen goud meer terug. Ik wel. Ik wil haar graag weer terug. Als buurvrouw. Want een groot gezin met een voorliefde voor Hazes of een tachtigjarige die af en toe op het balkon de krant leest, scheelt qua geluidsniveau behoorlijk.

Terwijl zij thee zet, bekijk ik de foto's aan de muur en op het dressoir. Met gekleurde mensen er op, een vrouwenpaar, haar moeder in een zwarte trouwjurk. Vanachter mijn chocoladepunt luister ik naar de verhalen achter de gezichten.

Ze kon zelf op school goed meekomen, maar had er geen plezier in. Bij het uitbreken van de oorlog was ze elf jaar. Haar school werd gevorderd door de Duitsers. Na de oorlog ging ze werken. Toen ze trouwde, trok het jonge stel in bij haar ouders. Zij zorgde daar ook voor twee tantezeggers: een peuter en een baby van vijf maanden.

Nadat ze op zichzelf waren gaan wonen, legde ze geld opzij om de steeds groter wordende woning te kunnen stofferen en inrichten. Toen de buren in het gegoede Helpman meenden dat haar zestienjarige zwangere dochter beter naar een huis voor ongehuwde moeders kon, liep zij even later als trotse oma achter de kinderwagen. "Is het geen schatje? We zijn allemaal zo wijs met haar!"

En er is meer reden waardoor deze vrouw een pluim verdient. Toen ze rondliep met het idee dat haar andere dochter wellicht op vrouwen viel, heeft ze dit op zekere dag gewoon gevraagd. Er volgden tranen en "Nu moet ik zeker het huis uit?" Niets was minder waar. Let wel, we hebben het hier over de jaren zestig. Ook nu deinst ze er niet voor terug om mensen die snel oordelen van repliek te dienen. Als vriendinnen beweren dat homo's worden gekweekt door "moeders die hun zonen laten zorgen", is ze stellig: "Dat kán helemaal niet, dat is aangeboren!"

Toen ze op yoga ging had haar man gevraagd: "Maar wat moet ík dan?". Maar yoga bleek toch niks voor haar. "Dan hoor je die Oosterse muziek, iedereen slaapt en zelf denk je alleen aan wat nog moet". Ze verloor haar hart aan het dansen. Volksdansen. En hiermee herinnert niet alleen haar stem me aan mijn eigen oma. Wel spijtig dat míjn oma niet net zo veel begrip voor haar eigen lesbische dochter -mijn tante- kon opbrengen als zij.

Mijn vroegere buurvrouw kan ook goed alleen zijn. Of reizen. Vier keer zocht ze haar familie in Amerika op. Ze staat niet vroeg op. "Waarom zou ik?". Op tafel ligt een dikke pil van Stieg Larson. Soms leest ze door tot in de kleine uurtjes. Met computerspelletjes is net zo vaardig als met haar rollator. Maar op internet het adres van die ene Canadees achterhalen, is voor haar te moeilijk. Ze had wel al een brief geschreven.

In mei van dit jaar had ze in de krant gezien dat er een Canadees in Groningen was geweest. In het bevrijdingsbos. Dezelfde man die haar precies zeventig jaar eerder had gevraagd of hij wat van haar bloemen mocht. Voor op het graf van zijn broer. Die als eerste was gesneuveld tijdens de bevrijding en begraven aan de Paterswoldseweg. Ze had als zestienjarig meisje grote bossen narcissen geplukt in het Stadspark. Nu wist ze dat hij nog leefde. Ze had hem graag gesproken. Om hem te kunnen zeggen: "De narcissen op zijn graf, die kwamen van mij."

Mijn thee en de taart zijn op.

"Kom je gauw weer?", zegt ze.
"Dat doe ik. Zoek jij de brief?", vraag ik. (ze wil niet dat ik haar met u aanspreek)

Ik zoen haar gedag.
Ze zwaait me uit.

donderdag 29 oktober 2015

Esnaad

Esnaad. Da's geen vrouwennaam, zo op het eerste gezicht. Of zouden schepen voor Arabieren geen vrouwen zijn? Zo mijmerde ik over het kolos dat ik bij de werf te Foxhol zag. Eigenlijk zijn het er meerdere. Esnaad 222 en Esnaad 224. En acht maanden geleden werd nummer 221 te water gelaten.

Misschien zijn nummer 1 t/m 220 hen wel voor gegaan. Oostwaarts. Want thuis leer ik dat ze onderdeel zijn van Adnoc. Dat staat voor 'Abu Dhabi National Oil Company'. Iets met het Midden-Oosten en olie van de overheid en zo. Waar Esnaad zelf voor staat weet ik niet. De computervertaler maakt er na een heen-en-weer-vertaling (de vertaling van het Arabische woord إناد weer opnieuw laten vertalen) 'referentie' van.
Referentie? Aparte naam voor een schip.

Het is mooi om te zien hoe er aan zo'n schip gewerkt wordt. En te horen. Metaal galmt zo lekker. Door een loods, over het water.


Het (hij?, zij?) kan 'boorvloeistof, brandstof, drinkwater en projectlading op het 475 vierkante meter metende werkdek vervoeren'. De bootjes die vanuit het Midden-Oosten deze kant op varen zijn minder zeewaardig. Maar ja, daar zitten dan ook mensen op. Dat scheelt.
De overeenkomst met de Esnaad is wel dat je ook van haar natte voeten krijgt. En dat je vervolgens moet rennen. Kijk zelf maar.


Verderop langs het Winschoterdiep passeer ik nog Archelle, Bernadette en lady Ariette.
De poorten gingen statig voor hen open.
En ik moest wachten.
























dinsdag 27 oktober 2015

Ik heb het eigenlijk vandaag nog nodig...

... gaat dat lukken?

Het betreft hier een aanmeldformulier. Je weet wel, zo'n ding waar alles op moet staan behalve je pincode. En dan gaat het hier niet eens om mijn eigen informatie, maar om die van de jongen die vanaf zijn geboorte aan mijn moederlijeke grillen is overgeleverd. Ook wel kind genoemd.
Mijn kind.

Best raar. Als je er over nadenkt.
Maar goed, míjn kind dus. Laten we hem Kees noemen. Dat is niet de naam die ik in blokletters op het uitgeprinte papier schreef, maar dat heeft dan weer met mijn paranoia te maken om niet alles digitaal te willen delen op dit blog. Doet verder niet terzake. Als het beestje maar een naam heeft.

Kees gaat dus op kamp. Met zijn team. Of eigenlijk niet met zíjn team. Maar met een ouder team, waarbij ze met te weinig waren. Dus vroeg die trainer spelers van een jonger team mee. Ook al niet het team van Kees. Toen waren het er nog niet genoeg. En ze hebben niet eens een élftal nodig, wat het zijn geen voetballertjes, maar basketballertjes. (Dat laatste woord rekent mijn spellingscontrole fout. Mini's kunnen kennelijk alleen maar schoppen, niet dribbelen)

En zo kwam Kees via een ouder team, via een ander team aan dit sportuitje. Geen idee met wie. Maakt me dat nu een ontaarde moeder? Te meer omdat het smoel dat naast de app stond waarin werd gezegd dat het aanmeldformulier vandáág nog nodig was, er één was die bij mij associaties opriep aan een opsporingsbericht van de politie? Maar de vader die dit had geïnitieerd bezwoer me dat het juist déze trainer was waardoor hij het idee had dat zijn zoon in goede handen was. Vertrouwen. 

'Vandaag' was zondag. Dus maakte ik een foto van het formulier en zond dat per whatsapp aan de onbekende begeleider. Aan het scannen van paspoorten zit weliswaar een luchtje van identiteitsfraude. Maar er zijn vast geen mensen die met het paspoort van een elfjarige een hypotheek gaan afsluiten.

Desalniettemin moet het formulier alsnog de deur uit. Dus ligt het daar nu. Bij de deur. Samen met de kapotte waterkoker (iets met inzamelen), de sportkleren, het lotenboekje voor de grote clubactie, kinderpostzegels (o nee, dat was al voorbij), het afsprakenbriefje voor het tien-minutengesprek, de betermelding van het andere kind....  

En terwijl ik kijk naar al die spullen en papiertjes die morgen vooral niet moet worden vergeten denk ik: Wat ging er mis? We zitten toch in het digitale tijdperk! Dit persoonlijk doorgeven van spullen lijkt op iets dat stamt uit de tijd van vóór de PTT. Er staat namelijk nergens een adres op.

Misschien heeft het te maken met de verhoging van de prijs van postzegels. Die schijnt in tien jaar tijd te zijn verdubbeld. Omdat we steeds minder post sturen. Maar omdat fysiek papier kennelijk toch moet, spelen we nu gewoon weer zelf voor postbode. Het aanmeldformulier gaat via het vriendje naar diens vader. Die levert het dan weer per fiets in bij de trainer met de boeventronie.

Gelukkig organiseert die man ook nog een meeting voor het uitje (waarvoor de betaling inmiddels is voldaan. Dat doen we dan wel weer massaal digitaal). Weet ik tenminste aan wie ik mijn kind meegeef. En waar waar naar toe.

Maar dat gaat vandaag niet meer lukken.

vrijdag 2 oktober 2015

Doe je dat, eh . . . als hobby?

"Als hobby? Tja, nou ja, hóbby. . .
Kijk, ik wilde eerst actief worden binnen een politieke partij, maar dit is iets concreter, hè. Net zoals je lid kunt zijn van de OR op je werk. Of in de medezeggenschapsraad op school. Uit maatschappelijke betrokkenheid, weet je wel. Dánsen, dát is meer mijn hobby. Dat vind ik leuk om te doen. Voor mezelf. Snap je?"
 
Vreemd. Dat ik dat uit moet leggen. En ze zit nog wel in het onderwijs.

Anderzijds. Zo vanzelfsprekend is het niet. Niet iedereen werd als kind in slaap gewiegd met de cadans van de stencilmachine op zolder. Voor het partijprogramma, notulen van De Wereldwinkel of weet ik wat. Of werd voor een lang weekend meegetroond naar een oefensessie vol strijdvaardige muziek. Het lot -of de zegen- van kinderen van ouders als wereldverbeteraars.

De bandleden schijnen eens te hebben geluisterd naar hoe ik 's nachts 'De Internationale' zong. In mijn slaap. Vond ik niet leuk. Dat ze dat de dag erna vertelden. Wel leuk was het om 's ochtends te zien hoe de honden van de drummer -of was het de bassist- de halflege pijpjes pils leegslobberden. Voor de volwassenen gold dacht ik een omgekeerde waardering. Zo gaat dat soms.

Mijn moeder zit nog steeds in een band. Ze speelt niet meer bij demonstraties. Wel op straat. Of op de Russische ambassade. Mijn vader roert zich nog steeds binnen de politiek. En hij schildert. Net als toen. Als hobby.

En vanavond toog ik zelf naar een maatschappelijk betrokken praatclubje. Die bleek pas volgende week plaats te vinden (geëngageerd zijn valt ook niet mee). Maar om nu gelijk huiswaarts te keren en mijn zoontjes hun moedervrije avond te ontnemen, dat vond ik wat flauw. Ze stonden toen ik thuis wegfietste braaf gebroederlijk aan de afwas. Bij de afscheidszoen dicteerde ik hun bedtijden (die bij afwezige ouders natuurlijk horen te worden overtreden).
Kinderen. Ook een soort hobby.

Dus dook ik maar de nabijgelegen pizzeria in. Voor een espresso. En om de oudste van mijn drie zoons dag te zeggen. Die er in de keuken werkt. Toevallig tafelden daar ook mijn voormalig buurvrouw en buurmeisje. Met een vriendin. Ze smulden van de pizza's die Frans had gebakken.
Koken? Een hobby!

En zo praatten we dus over het fenomeen 'maatschappelijke betrokkenheid'. En waarom iemand zich überhaupt bezig wil houden met zaken als huurverhoging of doorstroombevordering. Ik vertelde over de nieuwe woningwet en over de geschiedenis van de woningbouw in Nederland. Dat ook ooit als een soort hobby begon. Van het Nederlands schakelden we al gauw over op het Engels. Omwille van de Poolse dame, die ook aan tafel zat. Zij legden uit hoe ze vriendinnen waren geworden. Via Nederlandse les. En dat de Poolse Italiaans sprak.
Uit liefhebberij.

Oooh! Jááá!
Liefhebberíj!!
Dá's pas een mooi woord.
En een mooie bezigheid.

Ik moest maar weer eens gaan dansen.
Uit liefhebberij.