zondag 26 mei 2013

Eisinga, Odysseus en lasergamen

Zondagmorgen zeven uur. De wekkerradio brengt Telemann ten gehore. Half slapend roep ik naar Leo dat hij beter nu al kan ontbijten om straks niet met een volle maag te hoeven trainen. De buitendeur piept, Frans komt binnen met zijn vriendin. Ze schuifelen schuldbewust langs mijn openstaande slaapkamer. Mijn 'goodmorning' wordt beantwoord met hun  'goodevening'. Ik krijg mijn fietssleutel retour. Als ik de blote voetjes van Kees over de gang naar de badkamer hoor trippelen, sta ik op.

Frans en zijn meisje slapen hun roes uit, Leo vertrekt naar training, Kees en ik ontbijten. Beschuit met aardbeien, versgeperst sap en warm Arabisch brood met kaas en rucola. Wat hebben we het goed. In mijn achterhoofd spookt Kees' kinderfeestje dat nog niet is gevierd. Hij wil graag lasergamen. Ik niet. Maar papa vindt het wèl goed, zo beweert zoonlief. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dit onder de noemer 'hoe speel ik mijn ouders tegen elkaar uit' valt. Ook bij ouders loeren de gevaren van het gescheiden zijn. Want wie wil er nu onderdoen voor de ander?

Treinen hebben tegenwoordig namen. 'Eise Eisinga' dendert voorbij. Ik maak van de gelegenheid gebruik en vraag zo neutraal mogelijk of het door deze Eisinga bedachte planetarium wellicht een alternatief is voor lasergamen. Maar Kees kent het al. Hij begint een verhandeling over de baan van Jupiter en hoe Eise probeerde de mensen te overtuigen dat de planeten die op elkaar leken te botsen, dat niet zouden doen. Hij bouwde een echt werkend planetarium. Van zilver en goud. Dat hij vervolgens aan de burgemeester verkocht om te zorgen dat het niet ten onder ging. En dat hij er maar liefst één gulden per spijker voor kreeg en dat....
.... de rest vergat ik.
Ik vroeg Kees of het Eise was gelukt om de mensen te overtuigen. "Sommige wel, sommige niet", zei hij. 

Na een zondagsknuffel zetten we het gesprek voort op de bank. Daar maakten we een nog grotere sprong terug in de tijd. Naar Odysseus. Er was weliswaar geen trein met die naam, maar toch een directe aanleiding, want we zijn vandaag uitgenodigd voor een toneelstuk over de reis van deze Griekse held.

En aangezien ik net zo weinig afweet van de Odyssee als van sterrenkunde (mij kun je alles wijsmaken), heb ik het verhaal maar even opgezocht. Ik ken geen betere manier om kennis te laten beklijven dan door er over te vertellen. Dus hoorde Kees over een man die deed alsof ie gek was door zout te zaaien en over het paard van Troje vol soldaten. De cyclopen en sirenes bewaar ik wel voor een andere keer. Kees zou het zelf trouwens anders hebben aangepakt dan Odysseus, hij had de Trojanen liever gevangengenomen dan uitgemoord, want hij is naar eigen zeggen niet zo goed in doden.

Ik denk dat het toch lasergamen wordt. Lekker dom.

Maar nu gaan we eerst naar Odysseus.

Look at the sky, fly and catch the holy spirit

Zo vlieg je naar Rabat, zo zit je in het gras in Oostwold. Naar vliegtuigjes te kijken in plaats van er zelf in te zitten.

Pruttelend draaiden ze tegen een grijze lucht. Prachtige gele velden vol koolzaad er onder. Het voordeel van zo'n vliegshow is dat je geen tribune nodig hebt. Vlei je neer, look at the sky en make a wish. Aan mijn handen te zien, is het mijn wens om zelf te kunnen vliegen. Nu lijkt me dat ook erg bijzonder, maar dan niet, zoals de wingwalkdames op de derde foto, bovenop of ondersteboven aan zo'n vliegtuigje.

Als piloot lokt het me meer. Dus luisterde ik aandachtig naar wat Eugenie, één van de weinige vrouwelijke vliegers, te melden had. Veel moois, dat zeker, maar toen de 'Pitts' ter sprake kwam, verging me toch de lust om mijn hoogtevrees te tarten. Landen met zo'n ding schijnt vergelijkbaar te zijn met "in een donkere nacht, terwijl het sneeuwt, stormt en hagelt, je motorkap omhoog vliegt en het licht uitvalt....."
Ja ja. Laat maar.

In 1995 vloog ik eens mee met zo'n miniding. Van Eelde naar Ameland. Met een vrouw achter het stuu... of wacht nee, dat heet 'knuppel' geloof ik. Fantastisch was het, maar ik herkende geen enkel dorp vanuit de lucht. De pilote was vijftig plus. Als tiener wilde ze stewardess worden, maar haar ouders vonden haar liefde voor het vliegen maar niks. Brrr, in dat verdorven Amsterdam naar school, nee hoor. Dus werd ze kapster. Maar het bloed kroop waar het niet gaan kon en decennia later hield ze het stewardess zijn weliswaar voor gezien, maar haalde ze wel haar vliegbrevet. Nu reist ze met man en kind en tent en kookpitje door Europa. Per vliegtuig. Een mooi verhaal van een mooi mens.

Een minder goed geheugen heb ik voor weetjes als cilinderinhoud, wendingsnelheid of rol in de oorlog dat het getoonde materieel op de vliegshow had gehad. Ik ga het ook niet meer opzoeken. En kan jullie dus ook niet vertellen waarom die 'Damn Yankee' drie swastika's op haar flank heeft. Wel vind ik het bij mijn algemene kennis horen om te weten waarom al deze mensen op zo'n doodgewone maandag tijd hadden om urenlang naar de hemel te staren.

Klikkerdeklik.

Nu weet ik het weer. Het was vanwege de uitstorting van de Heilige Geest en, zo leert wiki mij, 'voorts moet er een samenkomst worden gehouden en niemand mocht zijn gewone werk doen'.

Aldus geschiedde.
Alhoewel...
De parkeerwachters ter plaatse noemden hun pinksterverdienste wel 'moai wark'.













maandag 20 mei 2013

Wie kust de Arabische kikker?


Het zoontje van de koning van Marokko werd deze maand tien jaar. En omdat papa koning niet alleen van mooie auto's houdt, maar ook van sport, organiseerde hij, voor de vierde keer, een basketbaltoernooi. Voor kinderen. Genoemd naar de kroonprins. Met als doel 'verbroedering'. Het prinsje speelde zelf natuurlijk niet mee. Arm prinsje. Of nou ja, echt 'arm' ben je misschien niet als koningskind.

Er waren teams uit Egypte, Tunesië, Qatar, Saoedi-Arabië, Frankrijk en tussen al die Arabiertjes dribbelden ook negen blonde Hollandse jongens. Waar Leo er één van was. Dat ze verloren was geen ramp. Al dacht mijn zoon daar na de vierde nederlaag heel anders over. Huilend zat hij in een hoekje van het stadion. Ontroostbaar. Boven hem prijkte het metershoge portret van de koning. Tegenover hem waren tapijtsnijders, schilders en schoonmakers druk bezig om de eretribune op te knappen.

En jawel, vlak voor de finale, terwijl twee als stripfiguur verklede entertainers die de gangnamstyle dansten ('héééy, sexy lady'), naast een witbejurkte oliesjeik in de arena stonden. En intussen op de tribune duizenden gillende kinderen die dit keer geen flesjes water meenamen om opzwepende ritmes mee te slaan op de aftandse polyester stoeltjes zodat ze na na uren stilzitten bij oplopende temperaturen toch wel flinke dorst kregen, toen betrad, in gezelschap van belangrijke mannen in dure pakken en hijgerige fotografen, Moulay el Hassan, op zijn gepoetste schoentjes, het stadion. Arme kroonprins.



Leo was het wachten en het stilzitten intussen zat. We gingen samen naar buiten voor een ijsje. De dagen er voor was het oversteken van het plein waaraan het stadion lag, een soort Russische roulette geweest. Nu was alles afgesloten, je kon de vogels horen fluiten. Naast een erewacht in witte pakjes stond een geblindeerde prinselijke limousine op een rode loper. En om de twintig meter waren er mannen in rode jurken, afgewisseld met kleerkasten met oortjes in. Wij liepen verweesd rond. Likkend aan een ijsje.


Na de bekers, de poppenkast met de prins, de ereronde, drukdoenerij van mannen met mobieltjes en ontbrekende tolken, ging het gezelschap van alle spelers met wat aanhang naar het afscheidsdiner. Ik had geen tijd meer om mijn feestjurk op te halen in het hotel, maar verruilde mijn bergschoenen voor zilverkleurige slippers die ik die ochtend in de medina had gescoord.
We reden naar een ommuurd koninklijk dorp binnen Rabat. Met aangeveegde straten, groen gras en fonteinen. De touringbus paste precies door de poort in de metershoge muur. Wat of wie daar allemaal woonde weet ik niet. Wel vermoed ik dat de vrouwen die me tijdens het diner naar hun kant wenkten, het terrein zelden verlieten. En het arme prinsje alleen in een gepantserde auto. De vrouwen beweerden dat onze zonen van twaalf nu onze echtgenoten waren. Al zingend kondigden ze de uitwisseling van kado's tussen de sjeik en de Marokkaanse delegatie aan. Ze zoenden onze kinderen, dronken mierzoete muntthee en maakten foto's. Dat de vegetarische teamgenoten niks aten van het lam vond men raar. Maar ook de vleeseters waren geschokt: 'Er lag een heel schaap op tafel'.






De volgende dag was de dode kat die al dagen op de stoep naast het hotel lag, verdwenen. Ook werd ik in de badkamer niet meer begroet door Zaza, onze eigen kakkerlak. Misschien was ook de kikker uit de toilet van het majesteitelijke sportcomplex in onze koffer gekropen en vloog ie met ons mee terug naar Europa.
Naar Amalia misschien.

Amalia Moulay El Hassan.


vrijdag 17 mei 2013

Gazakip

Als twitterloze zonderling ben ik voor mijn nieuwsgaring aangewezen op het oeroude medium radio:

'De Gaza is volledig afgesloten'
'Er is een bezorger van KFC actief'
'De kip is meestal al koud als hij aankomt'

Ik vraag me dan eerst af wanneer 'Gazastrook' of 'Gazastad' officieel veranderde in 'Gaza'. Wat ook opviel was dat de nieuwslezer niets zei over 'bezetter' of 'terrorist'. Dit ging schijnbaar louter om eten dat koud werd in een afgesloten gebied.

Al wachtend voor een open brug -elk land kent zijn eigen manier van afsluiten- fantaseerde ik verder over hoe zou dat zijn: kipnuggets bestellen vanuit een belegerde stad. Waar zou ik de koerier, die via ondergrondse gangen mijn huis vindt, van betalen? Zou de bezorger het eventuele geld dat hij geeft bij blokkades van Hamas, of aan Egyptische of Israëlische agenten, in de prijs verdisconteren? En waarom bestellen mensen eigenlijk geen levende kip die eitjes legt? Of misschien dóen ze dat wel, maar heet dat geen nieuws.

En dan die náám 'KFC', dat kan toch niet lekker zijn? Het klinkt een beetje als JFK of JSK. Eet smakelijk, mensen. Maar ik oordeel vast weer te snel. Want ik at er nog nooit. In KFC. In Gaza trouwens ook niet. Wel in het naastgelegen Ashkelon, dat er vlak boven ligt, een andere stad uit de oudheid. Ik vierde daar zelfs mijn achtste verjaardag. Maar deze week was ik op een ander feestje. In een ander Arabisch gebied. Zo'n vijfduizend kilometer westwaarts. Waar ik geen kip at, maar lam.







vrijdag 3 mei 2013

Ode aan Oterdum, een dijk van een dorp

Versterkt door een Oost-Friese graaf, veroverd door Saksen, belegerd door Spanjaarden. 'Een kleine doch fraaye kerk, staande op de dyk'.
Waar het ligt?
Nergens.
Want Oterdum is niet meer. Net als een paar andere dorpen die voor de grootschalige uitbreiding van de industrie rond Delfzijl moesten wijken. Wat uiteindelijk niet nodig bleek. Wat bleef was ruimte, veel ruimte. En vogels. Die willen hier wel wonen.

Maar zo'n dijk, met de grafzerken een aantal meters boven de doden vanwege de dijkverhoging. Wat tevens de reden was dat ook het kerkje verdween, dat levert toch wel mooie plaatjes op. Ja, ook de industrie is in zekere zin mooi met dat licht. De kolossale windmolens aan de overkant van de Eems, in Duitsland, de schepen, de uitgestrekte vlaktes.

Zelfs de namen van weleer zijn verdwenen: Trijntje, Talje, Antie, ik ken niemand meer die zo heet. En ook korter geleden, in 1956, staan Lammie, Ienko en Eppie op een klassefoto van de school die de kinderen uit de verdwenen dorpen bezochten. O wacht, maar dat is de hele lagere school die daar poseert.















Het andere verdwenen dorp heet Heveskes. Maar dat ontdekte ik thuis pas. Nergens staat een bordje dat iets over dit kerkje vertelt. Waarvan het oudste deel maar liefst dateert uit 1200.


Op het polygoonjournaal uit 1975 is te zien en te horen hoe het de kerk, school en winkel ('met worsjes en 'nassi gooreng') van Weiwerd verging. Let ook op het prachtige moderne fluitje dat de vertelstem vergezelt. 

Het is niet een plek waar je 'even' langskomt. Maar het is de moeite waard. De grootheid, de leegte, de harde wind en krijsende meeuwen.









In Termunterzijl varen tieners in bootjes over de binnenwatertjes. Het gemaal 'Cremer' is museum geworden met geld uit Brussel. Touwen tikken in het avondlicht tegen aluminium masten die lange schaduwen werpen. Misschien wel afkomstig van Aldel, de alumiumsmelter op de achtergrond bij de zerken. Oterdum rust zacht onder de dijk.