zaterdag 25 februari 2012

Once you go black....

.....krijgt binnenkort een heel andere lading, een niet voorziene wending.

Welke 'black' kennen zij die ervan proefden? Surinamers? Ghanezen? Politiek correct Nederland denkt uiteraard niet in 'arme achterlijke zwartjes'. Zij omarmt haar goed geïntegreerde, gekleurde nieuwkomers. Met als kroon op deze acceptatie een gemengd huwelijk en mooie chocoladekindertjes. Maar was dit tot voor kort een uitzondering die de regel bevestigde, binnen afzienbare tijd zit iedereen aan de zwarte man...of vrouw. Of eigenlijk: aan de zwarte baas. Iets van die strekking las ik ergens. Onlangs. Maar waar?

Het doorbladeren van NRC, Volkskrant en de Groene van de afgelopen week, leverde mij niet de bron op die over de witte braindrain berichtte waarover ik wilde schrijven. Er werd niet over gerept in het journaal en ook een snelle zoekactie via google leverde niks op. Kuitenbrouwer waarschuwde voor een lawine aan non-nieuws, maar ook hij had beter kunnen scoren door wat verder te kijken. Zoals Anil Ramdas als correspondent deed. Die niet naar de plek des onheils ging om een ramp te verslaan, maar juist de andere kant op. Zelfs naar zijn overlijden moest ik speuren. Helaas gaat hij deze 'wende' niet meer meemaken. Zijn kinderen wel.

De krant staat bol van Griekenland. Dat Jan-Kees de Jager een gematigder toon moet aanslaan, dat zijn historisch besef tekortschiet. Weet hij dan niks van de herstelbetalingen van het Duitsland van na WO I? De sentimenten die dit had gevoed? Er was zelfs een paginagrote advertentie met de strekking: 'Wij arme Grieken zijn hardwerkende belastingbetalers, heb piëteit!'.

Ja, ik hèb piëteit, net zoals ik dat heb met de Italianen. Je loon gehalveerd (!) te zien is, àls je al een baan hebt, bijzonder zuur. De eerste mens die daarvoor in Nederland níet de straat opgaat moet ik nog tegenkomen. Maar met de benaming van 'belastingbetaler' heb ik moeite. Als moeder van kinderen door wiens aderen Italiaans en Grieks bloed stroomt, meen ik enig recht van spreken te hebben. De overheid is aan de mediterrannée tegelijkertijd iets begeerlijks (om er te werken, je wordt immers betaald om niets te doen) en afstotelijks (om er iets aan af te staan ten dienste van die nietsnut). Een overheid doet niks voor je. Behalve als je 'een mannetje' kent. Die natuurlijk niets met die overheid heeft. Of dat 'mannetje' vult zijn overheidssalaris (zwart) aan. Zo gaat dat daar. Zo wèrkt dat daar.

Maar Grieken hóeven helemaal niet op hun knieën voor Evropa. Hun redding kòmt niet van de kant waar zij (en wij) die verwachten. Een overzeese blik, over hun schouder, naar donker Afrika, biedt hen meer mogelijkheden. De Portugezen effenen alvast het pad. Laat De Jager maar meekijken. Want Nederland staat er niet best voor. Elf miljard hebben we met z'n allen geleend. Ook wij bezitten spullen die niet van ons zijn. Daar hoef je geen Griek voor te zijn.

Portugal kent, net als Griekenland, een historie van dictatuur en heeft een vrij jonge democratie. De overeenkomst die zij met Nederland hebben is hun handelsdrift. En bijbehorende koloniën. Met zwarten. Die werden verscheept. Nederlanders deden het met Ghanezen naar Suriname, Portugal deed hetzelfde van Angola naar Brazilië. En ze exporteerden hun taal. Hetgeen een hoop gezeik scheelt met die verplichte inburgering en zo. Hoogopgeleid Europa zoekt werk. De koloniën zijn booming.

Daar waar tot voor kort en gedurende dertig (!) jaar, een bloedige oorlog woedde, waar mijnen lagen, waar oorlogswezen en kindsoldaten het straatbeeld van Luanda bepaalden, bruist de Angolese hoofdstad nu van het leven. (Leer die naam maar vast uit je hoofd. Komt vast nog van pas: Lu-an-da). Bij de ambassades is het niet meer dringen voor 'fort Europa'. Het zijn nu de Portugezen die visa en werkvergunningen aanvragen om een graantje mee te pikken van opkomend Angola. De braindrain naar Brazilië is al langer aan de gang. De lonen daar zouden die van vergelijkbaar werk in Portugal voorbij streven. Zelfs Portugals voormalige kolonie Oost-Timor schijnt een rol te gaan spelen.

En voor de cynicus die dit alles als 'tijdelijke arbeidsmigratie' afdoet, Angola heeft al flinke aandelen bij één en straks drie Portugese banken en lonkt naar noodlijdende telecom en energiebedrijven. Portugal houdt uitverkoop. Angola heeft vele bodemschatten en is achtste olie exporterende land ter wereld. Olie, die in handen van de staat is. Wat nou privatisering? Hun eerste man, de Santos ('Heilige') koopt gewoon privebezit in Europa.

Gesputter over overlast veroorzakende immigranten en razzia's op zwarte schoonmaaksters in het Gooi? Het is een achterhoedegevecht. Ik ga mijn bakens verzetten. En zet om te beginnen de Braziliaanse hit van Michel Telo op. Kan ik mooi Portugees leren. Best handig. O, maar dat is een blànke? Misschien kan ik beter Capoeira leren. De door de Angolese slaven naar Brazilië gebrachte dans-vecht sport. Waarbij de beoefenaars elkaar niet mogen aanraken. Dat was een voorwaarde van de blanke kolonisator. Klinkt het je te exotisch? Ach, wen er maar vast aan (vanaf 55 sec. wordt het echt spannend).

En nu nog even opzoeken waar de Ghanese ambassade is gevestigd.

Toch wel spijtig voor de Grieken dat er elders op de wereld zo weinig Grieks wordt gesproken.







dinsdag 21 februari 2012

De handschoenboom en lenteboter

Vroeg eten. En daarna naar buiten. Stukje lopen. Dat zouden we zondag weer eens doen. Maar Kees kon zijn ene handschoen niet vinden en we hadden geen dóel. Dat was stom. Vreselijk stom. Ik mompelde iets over het gebouw naast de Martinikerk dat werd afgebroken. Daar konden we misschien wel heen wandelen. 'Bedoel je daar bij die kadobonnensupermarkt', zei Leo.
Kadobonnensupermarkt????

En toen, even later, prees ik hem de hemel in. Ik vond het zo mooi gevonden! 'Ik weet niet waarom, maar ik ben best trots op mezelf', mompelde Leo om zoveel lof. Hij straalde. Ben nu eenmaal dol op originele, zelfbedachte woorden. Het ging om het VVV-kantoor op de Groninger Grote Markt. Waar zo veel over te doen is. Vlakbij de gesloopte Oostwand. Is me volledig ontgaan dat dat zo groots gevierd werd. Inmiddels is de boel plat.
Kadobonnensupermarkt. Briljant. Wie snapt 'm?

We gingen gedrieën naar buiten. Maar wisten niet waarheen. Stilletjes vond ik de Grote Markt toch wat ver. Ik bedacht een toneelstukje. Over een jongetje dat in paniek raakt omdat hij zijn handschoen niet kan vinden, niet in zijn jaszak, niet in de mand en dat dan, ten einde raad, half gillend, met het overgebleven exemplaar gaat gooien. Het gevolg van mijn imitatieact was wel dat Kees' boze bui acuut over was: 'Je doet míj na, haha', maar óók dat mijn handschoen aan een vier meter hoge tak bleef hangen. Ik kon er met geen mogelijkheid bij. Handig.

Nu was het de beurt aan zijn broer. Die vond het echt superstom dat ik mijn handschoen niet meteen uit de boom haalde! Hij wilde mijn sjaal, daarmee zou hij hem er wel even uithalen. Hij weigerde verder te wandelen. Tja. Dan maar met z'n tweetjes. Leo zou later wel komen. Dacht ik.

We sloegen eens rechtsaf en toen linksaf. 'Goh, hier ben ik eigenlijk nog niet vaak geweest', zei Kees verheugd. Voer een gekke act op, ga een paar keer een hoek om en al die geparkeerde auto's doen de rest.

Leo kwam niet. Ook thuis was hij niet. Gauw gaan zoeken. Kees plantte ik intussen in bad. Die daar zachtjes zingend van genoot. Ik vond Leo onder de boom. 'Ik ben ook nog naar de stad geweest, hoor', zei hij. Hij weigerde thuis te komen. Ook niet toen er een beetje poedersuiker uit de lucht kwam. Kon ie mooi met sneeuwballen proberen mijn handschoen uit de boom te gooien. Tevergeefs.

Een dag later was de sneeuw gesmolten en had hij training. Met zo'n grote oranje bal. Na afloop liet hij me trots een suède handschoen zien. Die hij met één voltreffer uit de boom had geschoten. Helaas ben ik die andere nog kwijt. En mijn sjaal nu ook. Maar dat geeft niet, want de winter is voorbij.
Kijk maar. De boter smelt in de voorjaarszon op de ontbijttafel.


O, en mocht iemand nog een paarse handschoen kwijt zijn. Die kwam per ongeluk ook mee naar huis.

donderdag 16 februari 2012

Mama groet 's morgens de dingen

Dag ventje zonder muts op de slee in de sneeuw eeuw eeuw
dag ijs op het meer
dag snert zonder worst en
dag jongetjelief op de schaats
dag jongetjelief op het touw bij de boot
touw en boot
van het jongetje
goeiendag
Daa-ag ijs
dag mooie winter
dag korte maar fijne winter.













































Lees hier het echte gedicht van ongeveer een eeuw geleden. Van Paul van Ostaijen. Die, zo zie ik nu, slechts tweeëndertig jaar werd: Marc groet 's morgens de dingen.
Over tweeëndertig dagen begint de lente. Zei Olijf.
Voor wie nog wat sfeer wil opsnuiven of graag wil onthouden hoe de winter klinkt, hier drie miniopnames:

Van zondag 5 februari op het Zuidlaardermeer,
van de drukke Groninger grachten en
van het stille Reitdiep, de zondag erna.
En toen was de winter alweer voorbij.
Daaaa-ag!

maandag 13 februari 2012

Beste Aaf en Sylvia,

.....en Arthur en Nelleke natuurlijk niet te vergeten,

Ja, dit is weer 's wat anders dan dat ik júllie bespiegelingen lees over kerstdiners, zwervers of het eindeloze ikke-getwitter. Of over serveersters die schrijver in spé blijken te zijn. Maar dat was dacht ik Giphart die daarover schreef, om geen hoge verwachtingen te hebben, compleet met waarschuwende ramsj-scenario's. Die zich wellicht weer had laten inspireren door Will Self. Maar ik deed het lekker toch: mezelf uitnodigen voor het boekenbal. Middels een aanhef-loze email. Waar Renske op haar beurt weer over schreef: wat voor boodschap geeft de briefschrijver over zichzelf mee bij de keuze hierin. Ik liet hem maar helemaal weg, die aanhef. En zet 'm bij wijze van nagekomen bericht boven dit logje. Als een teckel die nog wat nakeft: 'Sorry, dit hoort er ook nog bij.'

Maar vanwaar die mail? (nu volgt enige uitleg voor lezers die niet Noordervliet, Japin, Brandt Cortius of Witteman van achteren heten). Wel, jullie hadden daartoe opgeroepen. Om een kort verhaal in te sturen. Van maximaal vijfhonderd woorden. Over 'foute vrienden'. Of nou ja, oproep. Meer het tegendeel. Zo van: waarom zou een gevestigd schrijver concurrentie aanmoedigen? 'Bedreigend' en zelfs 'Paranoïde horror' las ik, toen het over het effect ging dat het leger aan getalenteerde, nooit gepubliceerde schrijvers kon hebben op het gevestigde soort. Zulke termen fungeren als lokaas om dat leger uit hun tent te lokken. Als toefje slagroom werd de winnaar uit 2011 ten tonele gevoerd. Want zíjn roman verschijnt binnenkort bij Prometheus. Laat dat nu nèt één van de uitgevers zijn die mijn manuscript retour zond. Zonder verdere uitleg, want, zo schreef mevrouw de la Rive Box, ze ontvingen bij Prometheus tientallen manuscripten per dag. Vermenigvuldig dat met zo'n vijftig uitgeverijen -grove schatting- en je zit al gauw op een kwart miljoen per jaar. Da's best een heus leger. Arme jury. Arme jullie.

O, wacht, nu bijt ik mezelf in de billen. Want niets ontsiert zo, als iemand die zich zichzelf afschildert als 'talent'. Zelfkennis, bescheidenheid, dàt is wat scoort. Wat best krom is. Want degene die, net als ik, een stukje instuurt, wil natuurlijk gewoon winnen. Dus laat ik die calvinistische soberheid vandaag gewoon lekker voor wat ie is en blaas mooi hoog van de toren.

Want ik ben niet alleen goed. Ik ben ook nog 's erg braaf. Vier tips gaf je, Sylvia. De dromen, heidelandschappen en dat verdwaalde paard heb ik dit keer dus niet gebruikt. En van je suggesties 'pluizig diertje' en 'seks', koos ik voor die tweede. Dat ligt me nu eenmaal beter. Ook gebeurt er 'iets ergs' (tip 3) en sloeg ik de tekst zelfs op (4). Sterker nog, dat had ik al gedaan. Het verhaal wàs er namelijk al. Ik had het hier alleen verwijderd. Vanwege de seks, hè. Want ik ben braaf. En dit is een kuis blog.

Maar er is toch een probleem. Want ik hield me niet aan het onderwerp. Heb ik wel vaker last van. Ooit zei mijn leraar Nederlands van het Haags Lyceum: 'Mooi verhaal, maar dat vróeg ik niet.' Ook hier en nu viert de verwarring hoogtij. Ik vind muizen waar ik moet loodgieten, verwar eten met politiek of zoek een verband tussen hangtieten en ayatollah's. En ik laat jou, Sylvia, zelfs oppeuzelen door mijn bijtgrage liefdesvogel. Zo, genoeg reclame gemaakt. Maar ik heb me dus niet gehouden aan de opdracht. Ben niet zo goed in 'foute vrienden'. Of het moet deze eikel zijn. Maar die ken ik verder niet. Dus werd het een verhaal over een ziekenhuis. En over seks. Niet over een paard. Zonder foute vriend. Maar wel met bloed. En dat stuurde ik gister bij die mail.

Vanmorgen las ik het nog eens over. En ontdekte een woord te zijn vergéten. Van slechts drie letters, maar toch. Het oogt slordig. Of is onvergeeflijk, zo merkte ik eens als lid van een sollicitatiecommissie. Gedrieën voerden we een discussie. Moesten we de briefschrijver die een dt-fout maakte nu wel of niet uitnodigen? Wat het werd, ben ik vergeten. Wel weet ik dat uiteindelijk niemand de baan kreeg. Ze waren allen ongeschikt. Om mijn baas te worden.

Maar ik vergat dus, ondanks het nalezen in uitgeprinte vorm van de ruim vierhonderd woorden (ja, aan het kwantitatieve criterium had ik wel gedacht), een heel wóórd.
Gooi ik dat nu dan maar op het net.
Nasturen is ook zo wat.
Moet mezelf niet àl te serieus nemen.
Hier komt ie:
'wat'

Tweede alinea, één na laatste zin.
Tussen 'hoort' en 'hè'.
Even cutten en pasten.
Sorry voor het ongemak, Aaf en Sylvia.

Zo, dat heb ik dan ook weer rechtgezet op deze miezerige maandag.
En nu ga ik een speurtocht uitzetten.
Voor Leo
Die vandaag elf jaar wordt.
Hoera!

Met vriendelijke groet,

Lehti Paul (nee, dìt is niet mijn echte naam)

P.S. Op internet staat dat jullie ook leeftijd en geslacht van de inzender willen weten. Had dat er in de krant van 1 februari dan gelijk bij gezet, beste mensen.
Ik ben een man van 83 en draag een hoofddoek. Zo goed?

woensdag 8 februari 2012

Werk: lekkage, luisteren, muizen

Gebrek aan variatie kan me bij mijn werk niet ontzegd worden. En dat betreft dan niet alleen het werk zèlf, ook de diversiteit binnen mijn klantenkring is onbeperkt. Vrij logisch ook. Ik werk met huizen. En veel mensen bezitten daar één van. Dat ze er vervolgens heden ten dage niet meer van af komen, is weer een heel ander verhaal.

Jonge mensen zitten in oude huizen, gepensioneerden in appartementen. Er zijn kleinbehuisden maar ook nette villa's waar de kerstballen en de blikjes tomatensaus op aparte planken op dienblaadjes, voorzien van etiket en op datum gerangschikt in het gelid staan en waar ik, als ik met mijn veiligheidsschoenen binnenbanjer, verschrikt rondkijk en me afvraag waar ik in vredesnaam gereedschap kan neerzetten zonder dat er een kruimeltje van 't een of 't ander op het smetteloze parket belandt. Ik kom in volgestouwde trappenhuizen, graaf aan het zicht onttrokken (en dus onbestaanbaar gewaande) kruipluiken uit en tref vooroorlogse meterkasten aan die in een museum niet misstaan. Soms heeft de klant in kwestie het lumineuze plan opgevat om een dergelijk vol huis door mij van een frisse verflaag te laten voorzien. Intussen heb ik geleerd dat het dan slim is afspraken te maken over wie de zooi gaat verplaatsen en, niet onbelangrijk, waarhéén.

Dan is er natuurlijk nog het verschil in kennis en belangstelling van mijn opdrachtgevers. Het ene echtpaar doet mijn vragen omtrent de keuze (en prijs) aan materiaal steevast af met 'Doet u maar wat u thuis zou doen' en verschanst zich vervolgens in een ander vertrek of gaat gewoon weg (wat in het geval van een niet te traceren gaskraan, die vervolgens in het huis van de -eveneens afwezige- buren blijkt te zitten, niet echt handig is). Een ander zit met zijn neus zó dicht op het werk dat diens haren door de hitte van de bouwlamp dreigen te verschroeien of om de tien minuten vraagt of ik al aan mijn tweede, derde of zesde kop koffie toe ben. Ook maakte ik mee dat onderburen -al dagen met teiltjes in de weer om het door het plafond heen sijpelende water op te vangen- mij vastklampten als ware ik de messias zelve. Vermomd als loodgieter. Of men maakt van de gelegenheid gebruik om al het ongenoegen over de buren (waar ik bezig ben) ongegeneerd over mij uit te storten. Tot en met handgeschreven brieven met 'Lieve Lehti' aan toe.

Afijn, vier jaar klussen heeft me een rijk palet aan huizen en klanten opgeleverd. En het prettige daarbij is, ik hoor hen aan, verwonder me, maar ik hóef er niks mee. Althans, niet met die mensen. Dat is één van de voordelen boven het vak dat ik hiervoor uitoefende. 'Hulpverlener' mocht ik me jarenlang noemen. Ik werd betaald door gemeente, provincie of rijk. Maar het idee achter dat werk was natuurlijk altijd: 'Jij hebt een probleem en ìk ga jou daarbij helpen'. Steeds meer bekroop mij het idee dat niet die mensen zèlf een probleem hadden, maar hun omgeving. Logisch ook. Dus ging ik mensen 'helpen' die ramen ingooiden, drugs gebruikten, van school waren getrapt, mishandelden of mishandeld waren (vaak beide) of de buurt, buren of eigen familie het leven zuur maakten. Nee, ik ben blij dat ik dat niet meer hoef te verkopen. Dat ik geen bezigheidstherapie aan zwarte schapen meer hoef te geven. Dat kunnen anderen beter, overtuigender dan ik.

Maar misschien is er van al dat 'gehulpverleen' toch iets bij mij blijven hangen. Ik bedoel, naast de schijnbaar totaal ongeïnteresseerde klant, kom ik ook mensen tegen bij wie de de lekkende goot/kraan/wasmachine slechts een alibi vormt. En waar, als ik eenmaal ter plaatse ben, de nood aan een praatje, aan een beetje gezelschap een veel nijpender probleem lijkt dan die lekkage of scheve deur. Het verschil met voorheen is alleen, zíj bezorgen hun omgeving geen last.

Onlangs, bij een klus waar geen mensen in huis waren, had ik een primeur van een heel andere orde. Bij het demonteren van een keuken -die daar minstens veertig jaar onveranderd zat- viel mij een half verteerd muizengezin tegemoet. Zes lijkjes, in variabele staat van ontbinding. Best smerig. Even wist ik niet wat met deze mini mummies aan te vangen. In de gauwigheid legde ik ze buiten, waar het vroor. Als klusser mag ik af en toe dan als praatpaal fungeren, ik heb geen dringende behoefte om me in het vak van ongediertebestrijder te verdiepen.

De dag erna zag ik dat dit ook niet nodig was. Er was nog steeds niemand thuis. Maar de kat des huizes wachtte me trots op. Een dampend muizenlijfje lag als een offer op een stukje papier (pincode?) voor haar. Ik deed alsof ik niks zag, trok gauw het luik in de keuken open om verder te gaan met mijn klus. Maar de kat had behoefte aan meer. Aan gezelschap. Een luisterend oor. Ze keek me na toen ik onder de ijskoude vloer kroop. De muizenfamilie van de dag ervoor, was buiten inmiddels bedolven onder een dikke laag sneeuw.

Afwisselend werk. Dat wel.