donderdag 30 juni 2011

Bloedbad


Na het relaas uit het vorige blogje, over afwezige of minder welkome lifters, zou je bij een titel als deze wellicht verwachten dat bij Lehti alsnog de stoppen zijn doorgeslagen. Dat ze, alle goede bedoelingen ten spijt, gewoon heel banaal op de vuist is gegaan. Dat er een heus duel heeft plaatsgevonden. Met als inzet een echte man. Bij wie, terwijl hij aan de zijlijn nadenkt over wat hij hier nu eigenlijk van moet vinden, het bloed van hen die hij liefhad over zijn sokken stroomt.

Nee, dit bloedbad is minder sensationeel. Anders had ik dit niet kunnen schrijven. Ook betreft het hier geen Congo, Jemen of Alphen aan de Rijn. Het gaat hier om mijn bloedeigen, bovenste beste, bloedje van een kind, Kees.

"MAMA!", schreeuwt hij vanuit de badkamer. En ja, het is weer zover. Datgene waarvoor de juf belde om hem van school te halen, de reden dat zijn lakens nu in de week staan in de biotex en één van de aanleidingen om hem morgen mee te tronen naar de kinderarts. Kees heeft weer een bloedneus. Terwijl hij in bad zit. En hoewel van die paar druppen het water natuurlijk niet rood kleurt, vond ik het toch een bloedbad.

Hij wìlde helemaal niet douchen, maar toen ie er onder stond, weer wel. Lekker lang ook. Het eten was al klaar, maar wat maakt het uit. Nadat hij had gevoeld hoe lekker dat water op je blote velletje is, deed hij de stop er in, want hij wilde liever in bad. Maar dus geen bloedbad.

Als ik hem in handdoeken gewikkeld en met een flinke dot wc-papier vanuit het bad op schoot heb gehesen, brult hij "PAPA!" Op dat moment besef ik iets waarvan ik gister even niet meer zo zeker was. Dat het wonen naast je ex, in het geval dat tevens de vader van je kind is, ook voordelen heeft. Of, dat kan natuurlijk ook, dat het je kinderen juist onnodig opzadelt met een alomtegenwoordig loyaliteitsconflict. Daar ga ik nog 's over nadenken. Maar nu wil Kees zijn vader. Die beter bloedneuzen kan stelpen dan ik. Dat had ik vanmorgen ook al naar m'n kop gekregen 'Als papa er was geweest, was de bloedneus al lang over geweest!' Die er toen niet was. Hij was zijn duifje achterna gegaan. Een hotel in. Ver weg van die gekke Lehti. Maar nu was papa weer in de buurt. Om Kees te helpen.

Terwijl vader zich ontfermt over het bloedend kind, ik ga met broer Leo aan de dis. Als de borden leeg zijn, en onze handen druipen van het vet, komt er een opnieuw een stem vanuit de badkamer. Niet Kees, maar de vader vraagt nu hulp: "Lehti, kun je komen, ik zit hier nu al twintig minuten, en het houdt niet op." Ik loop kalm naar de badkamer (er razen intussen intussen visioenen van ambulances en bloedtransfusies door mijn kop) maak ik in alle rust een paar doeken nat en leg ze in Kees' nek en hoofd. Het bloeden stopt.

We wisselen opnieuw van kind. Papa neemt Leo onder zijn hoede ("Waaah, ik heb morgen een spreekbeurt en ik krijg 'm nooit af!") en ik ga eten met kleine Kees. Als hij zijn bord half leeg heeft, klinken zijn praatjes ineens nog gesmoorder dan je mag verwachten van een kleuter die zijn mond vol couscous en kip heeft. Zijn ogen geven te kennen dat er opnieuw doekjes, veel doekjes nodig zijn. Spetterend ontsnapt er een klont gestold bloed uit zijn mond. Arme Kees. Mijn kleine Kees. Wat is er toch loos met mijn mannetje. Ik lees hem een verhaaltje voor en zing op zijn verzoek een lang lied. Het bad laat ik leeglopen. Zonder kind. Dat slaapt gelukkig al.

dinsdag 28 juni 2011

Ierse lifters

Het waren van die hele echte. Zij met een strooien hoed, hij met een stoppelbaardje. Hun rugzak een beetje scheefgezakt aan hun voeten. Ze stonden daar. Op de eerste echte Liftplaats van Nederland. In Amsterdam.

Ik was er speciaal langsgereden. Had geen zin om opnieuw twee uur in mijn uppie te rijden. Maar negen van de tien keer staat er niemand te liften. Zeker niet na de invoering van de OV-kaart voor studenten. Maar nu dus wel. 'Germany', daar wilden ze heen. Dat schikt, die kant moet ik ook op! Maar de richting was verkeerd, dus ze bleven liever staan.

Aan mij kan het niet gelegen hebben. Hoewel ik er een uurtje eerder ronduit smerig uitzag, was mijn aanblik nu, al zeg ik het zelf, best appetijtelijk. Had me zelfs zeer smakelijk uitgedost. Want na drie dagen klussen in Amsterdam had ik zin in een verzetje. En mijn minnaar zou ook komen. Per trein. Konden we samen wat leuks doen. En dan samen terug. Maar hij kwam niet. Hoofdpijn. Een soort Ierse lifter zal ik maar zeggen.

O, had ik gedacht, dan kan mister V. tòch mooi mee terugrijden naar Groningen? Dezelfde macho man aan wie ik gisteravond had gevraagd of er nog wat te dansen viel in Mokum. Maar hij had zijn mobiel toen niet gehoord, en mijn sms vanmorgen pas gelezen. Wat erg jammer was, zei hij. Want er was gister toch zó'n enórm fijn Carribean feestje in de Melkweg geweest. Fantastisch! Super! Echt jammer dat je er niet was, Lehti. Ja, leuk, meneer V., en dat zeg je me nú, een dag later, wat koop ik daarvoor? Iets wat wàs maar toch niet. Een Ierse liftparty of zoiets.

Meerijden hoefde de macho later ook niet meer. Want nadat ik tevergeefs op mijn minnaar had gewacht, was de trein die V. Noordwaarts had genomen, al voorbij Zwolle. Geen dansfeest, geen minnaar, geen mister V. en ook mijn naar Amsterdam verkaste vriendin was de avond te voren dronken geweest en had nu een kater. Dus besloot ik via de liftplek naar Groningen te gaan. Waar Ierse lifters stonden. Die niet meereden.

Honderdtachtig kilometer verderop bel ik aan bij mijn eigen huis. Of althans, bij de bel waarnaast tot op heden mijn naambordje prijkt. Naast de naam van mijn ex. Die er nog wel woont. Ik ben zelf een deurtje verder gaan wonen. Moet kunnen. Ik was drie dagen weggeweest, zodat hij en zijn nieuwe liefdesduifje alle vrijheid hadden om te tortelen. Zelfs als glurende buurvrouw zouden ze geen last van me hebben. Ze hadden lekker gezinnetje gespeeld. En ik had kunnen werken. Win-win heet dat toch?

Maar buurvrouw Lehti vond het nu tijd voor een paar plichtplegingen (handje schudden, 'hou-are-joe?' 'fain-end-joe?') met het duifje in kwestie, dat, naast het tortelen ook de zorg voor mijn bloedjes van kinderen op zich had genomen.

Nee, ze wou niet, kon niet, ze wilde geen dag zeggen of handje geven. Ach ja, prille liefde, hè. Moet kunnen. Mooi rokje had ze wel aan. Dat kon ik zien, staand voor mijn eigen voormalige voordeur. Alleen wat zuur dat zij degene was om wie ik dat deurtje verder ben gaan wonen en dat ze desondanks zeurt over dat naambordje, tampons op zijn toilet en foto's van mij in zijn huis die mijn foto's niet zijn. Typisch geval van een Ierse lifster. Zo één waar je op rekent, en die dan toch niet komt vanwege hoofdpijn, een gemiste sms, of omdat ie een andere kant van Duitsland op moet.

Maar wacht 's even? Nu draaf je door lieve Lehti! Je hàd helemaal niet op haar gerekend! Sterker nog, je kunt haar missen als kiespijn (en hij ook, maar dat zal hij niet toegeven, want nu hij 'A' heeft gezegd, volgen daar alle alfabetten van de hele aardbol op, dat is hij aan haar verplicht, daar is ie van overtuigd). Ze is dus geen Ierse liftster. Meer een Franse, of Zwitserse of zo. Zo één die er wel is, als je er niet om hebt gevraagd, die wispelturig wappert met haren, glimlacht, vleit en voert maar dan bergen aandacht terug verwacht. Op de manier en momenten dat zij dat wil. Want ze heeft zo veel voor je over.

Brrr, op dat soort lifters zit ik niet te wachten. Dan maar alleen rijden.

vrijdag 24 juni 2011

Handtekening van Ernie

Ik: "Jij was toch zo'n fan van Ron flon flon en Wilhelmina Kuttje?"
J: "Ja."
Ik: "Dat werd toch gedaan door Wim Schippers?"
J: "Wim Schippers"
Ik: "Ja, die ja, Wim Schippers"
J: "Ja, hij, hoezo?"
Ik: "Nou die staat hier. Ik ben in Amsterdam bij de opening van een expositie van Theo van den Boogaard en hij is er ook. Zal ik een handtekening voor je vragen?"
J: "Ja, moet je doen!"
Ik: "Ik durf niet."
J: "Waarom niet, vraag het gewoon."
Ik: "Ok dan, dan ga ik eerst een pen zien te ritselen en wat moed verzamelen."

Bij de balie van de museumwinkel van het gemeentearchief, vraag ik een pen te leen. Ondertussen is duidelijk dat de 'mistery guest' van vanavond, Theo van den Boogaard zelf is. Hij blijkt ook te zingen. En nerveus dat ie is. Maar vanavond gaat het over zijn tekeningen. En over Amsterdam.

Op één van zijn tekeningen, die hij twintig jaar geleden op verzoek van het ministerie van VROM maakte, staat met minutieuze precisie een jongetje dat bananen hengelt, een duivenmelker met een konijn, een Marokkaanse man in djellaba, een vegetariër met uitgemergelde hond die reikhalzend uitkijkt naar de BBQ op het balkon onder hem, een Surinaamse, het gebouw van Milli Gurus en meer.

Minstens zo mooi als Theo's tekeningen zelf, zijn al die witte mensen die naar de strips staan te turen. Ik denk dat geen van hen in het soort huizen woont dat op de tekening staat. Of het moet de gehoofddoekte vrouw zijn die hier, met blote voeten in leren slippers, aan de andere kant van de foyer, achter haar schoonmaakkar aan slentert. Ze wacht tot de Amsterdamse jetset klaar is met wijn drinken en netwerken. Dan kan ze de vloer doen. Ze gaat er bij zitten en pakt haar mobiel. Zou ze ook een handtekening willen van de Jacques Plafond, van Ron flon flon, van Wilhelmina Kuttje (ook al met een extra T.), of, als dat meer tot de verbeelding spreekt, de man die de stem doet van Ernie uit Sesamstraat?

Als loslopend wild zonder gesprekspartner val ik uit de toon. Ik voel me opeens weer jong tussen al deze vijftigplussers. Mijn gelakte hakjes tikken over het mozaïek van het voormalig AMRO-kantoor. Nadat ik vier keer de hal op en neer ben geweest, alle ansichten heb bekeken en mijn biertje op is, heb ik genoeg moed verzameld.

Ik stel me aan hem voor (of vergat ik dat?). Hij stelt mij voor aan zijn twee gespreksgenoten. (Behoor je je eigenlijk nog voor te stellen, als iedereen dat al weet? Hoe werkt zoiets?). Of vriendin J. zelf niet om een krabbel kon vragen. Nee, zeg ik, die is hier niet. Die is in Groningen. Aan het werk.

Ernie en ik gaan kletsen aan een van de receptietafeltjes (Je weet wel, zo'n grote witte diabolo, die van al die gemorste wijn al lang niet meer wit is). Hij vraagt of hij mijn lachende ogen niet eerder ergens heeft gezien? Ik onthul mijn woonplaats en daar blijkt hij ook te hebben gewoond, in de korrewegwijk, in de oorlog (Goh, is Ernie al zo oud?). Hij komt nog regelmatig in Groningen. Op de universiteit bijvoorbeeld. Voor lezingen. De anders zo babbelgrage Lehti in mij, lijkt even niet thuis. Jammer.

Ja, hij wil best wat schrijven voor J., maar wat?. Ze is fan van u, zeg ik. Het maakt niet uit, een handtekening is prima. Dan krabbelt hij:

Dag J!
Veel liefs van Wim Schippers (staat er nu wel of geen 'T' tussen Wim en Schippers?) en Ernie

Maak er wat van

Reeds


Als ik thuis kom blijkt dat hij het heeft geschreven op de uitnodiging waarop ook de persoonlijke tekst van Theo van den Boogaard staat. Juist ja. Die moet natuurlijk ook bewaard. Hoe moet dat nu?. Moeten de bedenker en de tekenaar van Sjef van Oekel nu strijden om wie er wint, zonder dat ze dit weten? Want het hele kaartje aan J. geven, waarop ook de beschreven tekening staat, wil ik niet. En doormidden scheuren is ook zo wat.

Hoe zou Ernie dit oplossen? Als Bert ook iets van hem wil? Met een fles melk misschien!


dinsdag 21 juni 2011

Lentes en stinkende moeders van Kaandorp


Twee jaar geleden ging ik in de Harmonie in Leeuwarden naar 'Zo' van Brigitte Kaandorp. Met mijn grote zoon, toen 17 jaar, zijn vriend en diens moeder.

En ik luisterde, met tranen in mijn ogen, naar het liedje 'Lente':
En ik dacht: "Dat zouden meer mensen moeten horen." Een voorproefje:

Als ik het kon blies ik die grijze zooi aan flarden
Ik haalde de vogels uit het zuiden voor je terug
Ik pleurde een ei in een nest
En ik zei, kom op je doet je best maar
We moeten lente hebben en een beetje vlug


Hier staat de rest. En zo klinkt het. Zakdoek bij de hand. Kippevel.

Ik was het er dan ook roerend mee eens dat dit lied onlangs, in mei 2011, de Annie MG Schmidt-prijs kreeg voor het beste theaterlied.

Toen ik verder zocht, las ik dat Kaandorp, kennelijk al eerder met het bijltje van het liefdesverdriet heeft gehakt. Maar dan als lijdend voorwerp in plaats van in haar moederrol:

verschrompel knoppen die ik haat
dooi trek terug tot een klein wak
en zaaier, zaaier zaai het zaad terug
Tot weer een volle zak
En haal het vee weer uit de wei
En keer dan, achterwaarts bewegend
Drogend, dat het opwaarts regend
weer naar je warme boerderij

Laat het vriezen dat het kraakt
Laat het sneeuwen dat het wit
En laad opnieuw de kolenkit
Nu de liefde me, de liefde me
zo tegen zit


Die kende ik niet.

Nog een klein stukje van de moederversie dan:

Als ik het kon schoof ik de hemel voor je open
Ik floot het fluitekruid zo uit de natte klei
Ik haalde de kou uit de lucht
Ik hielp de winter op de vlucht
Ik zette een koe in de wei
En in ene was het mei
En je verdriet was dan vergeten en voorbij.

Mooi toch? Maar nu is het juni en allemachtig wat is het grijs vandaag. Gelukkig zingen er wel vogels. En af en toe ook Brigitte. Want van haar kun je ook best vrolijk worden hoor. Als ze vertelt over moeders, die een beetje stinken. Omdat er altijd zo'n typische weeïge walm om ons heen hangt. Van oude poep, ranzige melk en Chanel 5. Lang filmpje. Tussen minuut vier en tien is vrolijkheid verzekerd. Maar, toen ik het zelf weer keek tot het eind, kreeg ik er opnieuw buikkramp van.

Bedankt Brigitte!

zaterdag 18 juni 2011

Treinmuziek voor in de auto

En dan hard rijden.
Of thuis uit mijn plaat gaan.
Of op de dansvloer.
Wat maakt die man heerlijke muziek


En als je thuis achter de computer zit en per ongeluk twee tracks van die andere Kalkbrenner tegelijkertijd opent, klinkt dat, mits goed getimed, ook erg mooi:
Road to Philadelphia + Kings in Exile

vrijdag 17 juni 2011

De AH-man


Waar las ik dat nou ook al weer? Die recensie over dat boek over singles. Dat ze niet zielig zijn. En dat de (twee-) indeling van de groep vrouwen hierbinnen, zijnde feestbeesten en wanhopig zoekende, niet klopt. Het was vast ergens in de papieren krant. Die de functie appeltje+F (of ctrl+F) niet kent. Wat maakt internet mensen toch lekker lui. Doet er niet toe. Ik heb geen zin om te bladeren. Er is toch wel iets bij mij blijven hangen.

2, 7 miljoen singles kent Nederland. Of alleenstaanden of -gaanden, dat kan natuurlijk ook. De vrouwen die werden geïnterviewd, waren blij te kunnen gaan en staan waar ze wilden. De seksvraag werd gepareerd met "Als jij een vriend hebt, vraag ik jou toch ook niet hoe vaak je het doet?" Een 63 jarige vrouw zei dat je aan seks, dankzij internet, nog makkelijker kunt komen dan aan een pizza. Dat werd uitgelegd als positief. Voor die vrouw. Het was een erg hetero stukje. Natuurlijk werden er ook datingsitetips gegeven; geduld hebben, lat niet te hoog leggen, maar toch ook niet te snel tevreden, geen angst een blauwtje te lopen, dat soort dingen. Maar, in de AH, na zessen bij de koeling, zou de kans om de juiste man tegen te komen, het grootst zijn. Want dan staan de gesettelden te koken of ze zitten aan tafel. Singles halen dan nog even iets makkelijks uit het vriesvak.

Iets wat ik me bij wel meer publicaties afvraag, wat is nu eigenlijk de oorzaak en wat het gevolg? Is de AH een soort cruise-plek? Of krijgt ook mijn mannen-antenne, door het lezen van zo'n recensie, een betere ontvangst? Worden mijn geurklieren (bestaan die?), en die van mede singelaars wijder opengezet?

Maar wat lachte hij mooi. Ingetogen, maar overtuigd en kort en zonder bedoelingen. Dat ene moment. Vastberaden en toch ook lief en kwetsbaar. Goddelijk gewoon. Wat ook meespeelde is dat ik nooit een stap zet in 's lands grootste supermarkt. Ik vind het te duur, ken er de weg niet. Dus laveerde ik eerst vier keer heen en weer tussen de winkelkarretjes, alvorens ik zes eieren, twee boter en een pak yoghurt in mijn mandje had. Ja, inderdaad, bij de koeling.

Het was een machtig moment. En superkort. Want hij was net zo snel weg als ie er stond. Ook hier, in real life, geen ctrl+F combinatie. Ik heb trouwens ook geen idee waar ik op moet zoeken, wat ik zou kunnen intypen. Ik ken geen naam, maar zou ook niet meer weten hoe hij er uitzag. Het was alleen die stoere en toch tedere blik die het hem deed. Jammer dat ie weg is? Welnee. Dat houdt het leven spannend.

zondag 12 juni 2011

Zand, zee en kwallen bij Harge







En de vloed bleef de kastelen maar steeds weer wegspoelen en de broeken natmaken, en ook de jassen kon je uitwringen. Tja, had ik -of hadden ze daar zelf aan moeten denken?- hun kleren maar uit moeten trekken. Maar na afloop was er friet. En de dag erna was er zand op de vloer naast het bed. En toen dacht ik aan dit gedicht:

Ga je naar het strand?
Mag ik als je terugkomt het zand uit je schoenen
voor de bodem van mijn aquarium?
(K. Schippers)




zaterdag 11 juni 2011

Op de dijk Lelystad - Enkhuizen





Woeste wolken pakken samen boven het meer dat ooit zee was en toch maar geen land werd. De vissers die in de jaren zeventig zo fel tégen inpoldering van de Markerwaard waren, zie ik nu niet. Of zouden er netten zitten aan de paaltjes die in het water staan? We zien wel recreatieboten en een aalscholverkolonie. Ook mooi.

Vakantieonbijtje




donderdag 9 juni 2011

Zuipen op de steiger


Bij ons in de straat wordt geschilderd. Bij ons in de straat wonen studenten. Dat dit een perfecte match is voor een origineel feestje bleek vanavond. Ik hing uit het raam om te genieten van de laatste lichtgloed die over de stad viel. Het groen is nu op zijn groenst. Het breekbare, bleke, malse van de lente is er nu wel af en de droogte van augustus moet nog komen. Nergens rookpluimen uit schoorstenen. Een prima dag voor een luchtballonvaart. Het is windstil. Door de stilte draagt het gebral bij de buren extra ver. Tegen elven is het bijna donker en zit er al flink wat drank in. Ze klimmen met z'n velen uit de dakkapel op de steiger. De jongens stoten steeds meer oerkreten uit, de meiden manen tot kalmte.

Ik moet denken aan zoon Frans, die vanavond langskwam. Voor het eten. Met een blauwe vingernagel en de mededeling: "Ik was bijna dood". In Brugge, bij het werken op de kermis, had hij, of zijn werkmaatje uit Mongolië, per ongeluk één van de vier haken niet losgemaakt van het plateau vol hekken voor de achtbaan. Het signaal naar de kraan, dat deze kon gaan binnenhalen, was te snel gegeven. Frans voelde dat de hekken onder hem gingen bewegen, gingen schuiven. Het platform ging hellen, het zat nog aan één haak vast. Zijn baas schreeuwde 'ER AF, FRANS, ER AF!', en zelf rende de man, met handen als kolenschoppen, ook voor zijn leven. Met daverend kabaal stortten de hekken naast hem op de kasseien. Frans was net op tijd op de trailer terug geklauterd.

Het is gevaarlijk werk. En zwaar. En zwart. Maar hij is terug. Heel. Hij wil mijn auto lenen om boodschappen mee te doen. Om zijn geld weer uit te geven. Aan eten. En drank. Misschien staat hij morgen ook brallend op de steiger.

zondag 5 juni 2011

Sternfahrt, Trabi's en bliksem


Ik besluit dat de voordelen van het 's nachts rijden niet opwegen tegen de nadelen. Dus begeef ik me, op klaarlichte dag, als half Duitsland een zonovergoten hemelvaart afsluit en huiswaarts keert, op de Autobahn. Althans, daar doe ik een poging toe. Want uitgerekend op deze zondag, toont Berlijn zich van zijn milieuvriendelijkste kant; er worden vandaag alleen fietsers toegelaten op de snelweg. Vanuit alle windrichtingen worden van buiten de hoofdstad fietsers richting Postdamerplatz geleid. Dat ziet er zo uit: en dit is dan nog maar één weg, hè

Groen-witte politiebusjes blokkeren opritten. De toegangswegen raken al snel verstopt. Hoewel ik tot voor kort zwoer bij een ouderwetse topo-kaart van papier, ben ik nu totaal overgeleverd aan mijn navigatie-apparaat. Niet zo slim van Lehti. Je hoort het al: 'probeer om te keren', -route wordt herberekend-, 'probeer om te keren'. En die Tomtom kent deze zogenaamde 'Sternfahrt' natuurlijk niet. Maar de zon schijnt, dus als ik de schaduwen in de gaten hou, kan ik pal naar het westen rijden. 'Ergens kom je altijd' was Pippi's motto.

Voor mij is het alleen vertraging. Meer medelijden heb ik met mijn zusje, die vandaag een toeristische autotocht langs Berlijnse bezienswaardigheden moet leiden. In van die Trabanten dus. Heel authentiek, maar vandaag was een fietstoer beter geweest.

Door in de juiste windrichting te blijven rijden, ben ik na een klein uurtje toch Berlijn uit. Het landschap is hier prachtig. Ik kan de Friese boeren, die hier naar toe emigreren, geen ongelijk geven. Om de vele Baustelle bij Hamburg te vermijden, heb ik dit keer de route over Hannover gekozen. Maar allemachtig wat is het hier druk....en warm. Kees en Leo verzinnen spelletjes maar ook zij zijn er na zes uur file in, file uit, aardig zat van.

We leggen ons te rusten bij een meertje, dat zichtbaar is vanaf de snelweg en, wonder boven wonder, met een afrit in de buurt nog makkelijk bereikbaar ook. Liggen op een kleedje, mooie stenen zoeken, turen naar pasgeboren eendjes. Plassen, water drinken en roken. Een visser groet in het voorbijgaan, de mais wordt met waterkanonnen nat gespoten. Margrieten bloeien. Te mooi om waar te zijn. Maar Murphy is aan mijn zijde, want de òprit tot de snelweg blijkt hier afgesloten. Nergens een omleidingsbord. Ik rij opnieuw de zon achterna. Zo zie je nog 's wat van Duitsland.

Acht uur nadat we vertrokken uit Berlijn, bereiken we Bunde (toch maar een bypass over Bremen gekozen, het stond overal muurvast), eindelijk kunnen we vaart maken. De teller tikt de 150 aan. Maar dan, net als ik alles denk gehad te hebben, pakken inktzwarte wolken samen, bliksemschichten schieten rakelings langs de weg, de hemel barst open. Tegemoetkomende vrachtwagens bieden een beetje bescherming tegen de horizontale slagregens. Het lawaai is oorverdovend. Leo, die nog steeds wakker is, zegt met een benepen maar toch heldhaftige stem: "Ik help je wel". De teller gaat van tachtig naar vijftig, naar dertig, de ruitenwissers kunnen het noodweer ook op hun snelste stand niet aan. Glibberend bereiken we 'de Poort van Groningen'.

Een korte plaspauze. Leo wil een filmpje maken van het onweer in de verte, maar ik wil naar huis. We zijn er bijna. Ik start alvast de auto.
"Ik tel tot tien."

Bij sec. 15 (zo ongeduldig ben ik nu ook weer niet), gaat heel even het licht aan,
in de oosten,
in Berlijn.




zaterdag 4 juni 2011

Ehec-lunch




Lekkere China-pfanne met taugé aan de Karl-Marxstrasse in Berlijn. Helles biertje er bij.



En dan wensen dat we de ehec niet krijgen.

vrijdag 3 juni 2011

Titten, Techno & Trompeten

Oftewel Berlin Calling. De muziek staat al een jaar bovenaan mijn lijstje. Krijg er nog steeds geen genoeg van. Heerlijk ook als je achter het stuur zit. Vanavond was er een life optreden van Kalkbrenner in Berlijn. Uitverkocht. In Nederland kwam de film maar niet langs. Maar nu draait hij, met Engelse ondertiteling, in de kino van de Hackesches Hofe. Heerlijke muziek, humor, vaart, goed spel en weinig cliché's.

Nieuwsgierig geworden. Hier zijn nog meer mooie tracks:
(volumeknop helemaal open)
S-bahn
Sky & sand
Dockyard

Scene uit de inrichting. Met een lief soort humor: revolte

donderdag 2 juni 2011

Groningen, Pritzwalk, Berlijn in de nacht

De eerste dag van juni sluit ik af met een nachtelijke tocht Oostwaarts. Naar hun tante, onze nichtjes. Om negen uur race ik nog even naar de buurtsuper om het door hun bestelde Nederlandse brood te kopen. Ik doe nog een afwasje en maak me klaar voor vertrek. Leo wil niet mee, gaat op de bank liggen en reageert op mijn verzoek zijn spullen te pakken met struisvogelpolitiek. Op de bank, met de gordijnen en de deur dicht, zal er vast niks gebeuren lijkt zijn redenatie. "Ik ga niet mee!" Op zijn broertje heeft deze bokkigheid een stimulerend effect. Keesje wil helpen inladen, zoekt knuffels en onderbroeken bij elkaar en installeert een lekkker bedje achter in de auto. Als ik Leo van de bank naar de auto til, is het enige doelwit wat zich in zijn buurt bevind, zijn broertje. Die krijgt een ferme trap in zijn zij en zo begin ik, met twee jengelende kindjes, aan mijn uitstapje naar de Berenstad. De jongens vallen gelukkig gauw in slaap.

Na Leer en Oldenburg kan ik lekkere doorjakkeren. En niet lang nadat de laatste lichtheid in het westen in mijn achteruitkijkspiegel is verdwenen, gloort er aan de horizon voor me, een warme oranje gloed. Nevel hangt laag op de velden, moerassen, akkers, koeien steken er spookachtig hun koppen bovenuit. Als er niet zo veel windmolens waren en ik ook mijn eigen bolide op het asfalt wegdenk, waan ik me zo in een tafereel van eeuwen her. Landontginners trekken door bossen en moerassen om het woeste land richting Polen te ontginnen. Ook nu is er geen huis te bekennen. Dan hoor ik Kees met zware ochtendstem vanaf de achterbank "Kijk zonsondergang". En ach, hoe heerlijk zo'n uitspraak ook is, zeker nadat ik al vele malen mijn favoriete nummers van de usb-stick heb afgespeeld, ik ben toch ook maar een ma. Dus corrigeer ik hem met een "Nee, schatje, dat is de zonsòpgang,...het is al ochtend. Ik wijs hem op het sprookjesachtige tafereel aan de andere kant van de weg: "Kijk, zie je die mist." Kennelijk zijn zijn ogen en zijn mond eerder wakker dan zijn oren. Want Keesje zegt zelf: "Kijk, allemaal rook." Waarop Lehti opnieuw betweterig meldt dat het hier wolken betreft die op het land liggen. Met een kort "O" valt hij weer in slaap.



Als het hele land verlicht is, hou ik een korte rookstop nabij Pritzwalk. Poolse vrachtauto's met onuitspreekbare plaatsnamen staan als legoblokjes langs de kant. Hun chauffeurs liggen nog op één oor achter in hun cabine. Ik ben de enige PKW hier. Dan zoeven er drie BMW's de parkeerplaats op. Mannen met brede armen, zonnebrillen, kale koppen en gotische letters op hun kleding stappen uit de zwarte auto's. Ik vraag me af of dit een paar van die neonazi's kunnen zijn die mijn nichtje onlangs de stuipen op het lijf joegen toen ze voor het eerst alleen met de metro ging. Een groep zat een wagon vóór haar. Hun bedoeling was om in de kleurrijke wijk Kreuzberg de boel op stelten te zetten. Hoewel de politie de zaak niet onder controle had en er later alsnog veel mensen werden afgetuigd, liet men de metro (met zowel mijn iele nichtje als de neonazi's aan boord) zonder te stoppen tot aan de eindhalte rijden. Om bloedvergieten te voorkomen, of om de neonazi's te verspreiden. Mijn nichtje kwam toen met bonzend hart op een haar volkomen vreemd station terecht. Huilend en veel later dan gepland kwam ze thuis. Maar hier op deze Rasstätte zie ik geen swastika's dus het is vast alleen de plaatselijke voetbalfanclub. Maar misschien maakt dat ook niet zo'n groot verschil.

Een uur later rij ik de Autobahn af, de stille Tempelhoferdamm op. In geen enkele andere wereldstad van die omvang grenst de natuur zo tot aan de rand van de stad en ook kun je volgens mij zelden via de snelweg zo ver doordringen in de stad. Berlijn, stad van extremen. Een paar vrouwen haasten zich naar hun vroege schoonmaakbaantjes. Het is 2 juni, Hemelvaartsdag, de dag dat de Zoon naar de Vader terugkeerde. In Duitsland viert men dan vaderdag. Of 'Herrentag'. En dan moet je niet denken aan kunstig geknutselde stropdassen of beschilderde spaghetti, nee, dat is gewoon met mannen onder elkaar zuipen tot je er bij neervalt. Of net niet. Zoals de man die nu met zijn rug tegen een auto staat, slapend, met zijn hoofd naar één schouder gezakt. Als ie voorover valt, rij ik zijn kop er af. Hij blijft gelukkig staan.

We passeren de voormalige flughafen Tempelhof. Ooit landden hier de zogenaamde 'Rosinenbomber', nu ligt het enorme grasveld er verlaten bij. In afwachting van een nieuwe bestemming hebben de konijntjes, die eerst huisden op de totenstreifen tussen de Muur, hier een veilig heenkomen gevonden.

Ik wil mijn zus niet om zes uur 's ochtends wakker klingeln. Ook mijn jongens liggen achterin de auto nog in diepe rust. Ik parkeer mijn auto dubbel voor een Backerei. Een vroege klant op het terras leest zijn krantje bij een verse kop koffie. Dat lijkt mij ook wel wat. Maar er is niemand in de zaak. Het ruikt er lekker en het uitgestalde banket doet me watertanden. Na mijn voorzichtige 'Hallo', komt er een vrouw van achteren aansloffen. Bij het zien van haar kille blik, voel ik me al bijna schuldig dat ik haar zoete broodjes wil komen kopen. Oja, bedenk ik me dan, dat was ook zo, dat is de welbekende "Berliner Snauzer". Dat is niet snauwen, dat is gewoon hun manier van beleefde zakelijkheid. Niks geen 'Waarmee kan ik u van dienst zijn?' of 'Verders nog iets, mevrouw?'. De klant zegt wat ie wil en krijgt wat ie wil. Niks geen zoete broodjes bakken. Die zijn al klaar. Ik probeer na het bestellen van koffie nog een luchtig babbeltje te houden over haar heerlijke baksels. Maar meer dan 'Klein oder Gross?', krijg ik niet van haar terug. Ja, het wisselgeld, dat ze op de toonbank kwakt. Ook een kwestie van gewoonte. Zo snel als ze kan is ze weer verdwenen achterin de winkel. Ook goedemorgen mevrouw.

Mijn koffie drink ik op, gezeten op een bak met zand voor in de winter. Op de stoep van de nog gesloten rolluiken van de fietsenmaker. Hoe vaak hebben we hier niet met drie broeken aan over de sneeuw en het ijs geglibberd. Bevroren wc's, dichtgevroren autosloten, het is hier echt vreselijk koud in de winter. Niet voor niets zijn alle ramen voorzien van vierdubbel glas. Maar nu laat de aangename kant van het landklimaat zich voelen. Het is pas half zeven en de zon voelt gelijk al warm. "Trust no one" staat er op de bak met zand gekalkt. De koffie is smerig maar heet. Het broodje smaakt naar reuzel.

Om zeven uur maak ik Leo wakker. Hij is nog steeds struisvogel en weigert uit te stappen. Maar even later speelt hij lachend met zijn nichtjes en broertje het spoken spel. Ik stort neer op het bed van mijn zus en val als een blok in slaap. Wat een lange nacht. De neefjes en nichtjes gaan ontbijten, met meegebracht Nederlands brood.
Leo wil niet meer naar huis. Hij wil hier blijven wonen.