vrijdag 18 maart 2011

Ontlijst


Als ik boodschappen doe, koop ik vaak meer dan ik van plan was. Zeker als ik geen lijstje hebt mee genomen. Dan is de inhoud van de kar al helemaal een verrassing bij het afrekenen.

Balen als ik bij thuiskomst merk dat juist wat wel op mijn lijstje stond, 'pleepapier' (met drie uitroeptekens) níet is aangeschaft. Het oordeel is vaak dat -te– veel geld uitgeven -aan onnodige zaken- slecht is. En een al te rode rekening ìs ook niet handig. Tering en nering en zo. Maar op zo'n 'oordeel' valt natuurlijk best wat af te dingen. Want een graai uit die onbedoeld gekochte zak chips of doos chocola, is namelijk best lekker.

Met mijn todo-list heb ik ook een raar soort haat-liefde verhouding. De belastingdienst, bedden afhalen en eindelijk dat nieuwe douchegordijn ophangen (dat daar al een half jaar ligt, terwijl de schimmel op het oude schrikbarende vormen begint aan te nemen), ik blijf dat soort niet levensreddende handelingen vooruit schuiven. Zelden lukt het me om alles op het lijstje af te strepen. Maar hoe vrolijk wordt een mens van het doen van dingen die er niet op staan. Gewoon, omdat ze zich voordoen, of omdat het lente is.

Keesje komt uit school. We gaan de stad in. Kaas halen op de markt, kraamkaartje uitzoeken en bij de drogist vindt Keesje de roze -dure- beautycase erg mooi en erg geschikt voor S, die zondag 15 wordt (Ook Kees kent de 'koopknop' in mijn hersenen. Hoewel 'kadootje S' dit keer wèl op mijn lijstje stond).

Eenmaal thuis, zie ik dat de buurmans pest (wat is de officiële naam voor dit onkruid?) voorzichtig zijn groenfrisse kopjes boven de aarde uitsteekt (of moet hier haar kopjes staan? Vast niet, dan zou het wel 'buurvrouws pest' zijn). Ik blijf nog even dralen in de lente zon en poog Keesje ondertussen enige natuurkennis bij te brengen. Hij bestudeert de narcissen in de knop en aait de dikke tulpenbladeren. Ik ga snel even naar binnen en pak het eerste de beste stuk gereedschap dat ik tegenkom, om de prikheg mee in te tomen (de snoeischaar ligt ergens ingegraven in de schuur) Met het broodmes zaag ik een paar takken af. Ik prik me. Kees: "Waarom doe je geen handschoenen aan?" Tja.

Ik vraag of hij de vieze buitenvensterbank wil schoonmaken, maar hij komt zelf met het idee de ramen te lappen. Super. Want hoe vies die zijn, zie je beter in de zon. Nu is het zíjn beurt om het een en ander van binnen te halen. ("Waar is de wisser?"..... "Wat is dat, een gootsteenkastje")

Belastingdienst en douchegordijn kunnen wachten. Het onkruid is gewied, de heg gesnoeid en de ramen zijn gelapt (tot Keeshoogte, je kunt niet alles hebben, hè. Het stond per slot ook niet op mijn lijstje).

In de eerste lentezon, op het schoongeveegde stoepje, eten we met z'n tweetjes de halve doos bonbons leeg.

zaterdag 5 maart 2011

Hoofdkranen



Het apparaat dat het overtollig speeksel uit mijn mond moet afvoeren, zuigt zich vast aan mijn tong, hetgeen niet alleen een vreemd gevoel geeft, maar bovendien bijzonder inefficiënt is. De dienstdoende tandarts tuurt in mijn mond en komt handen te kort. Ze heeft de Antilliaanse assistente nodig, maar deze is net een telefoontje aan het afhandelen. De tandarts verlegt nu zelf de zuiger, hannest met een krabber en boor maar haar blik blijft zorgelijk. Ik sluit mijn ogen. Vooral tegen het felle licht.

Een half uur voordat ik plaatsnam in de ligstoel, had ik mijn werkkleding verruild voor een wat nettere outfit. Geheel tegen mijn vaste gewoonte in, was ik ruim op tijd vertrokken, de klus waar ik mee bezig was, schoot toch niet op. Na het aansluiten van de afvoerbuizen, had het met het aansluiten van de kraan niet meegezeten. Het was een goed moment om wat afstand te nemen om later, zo was mijn ervaring, met frisse blik en hernieuwd inzicht, in een mum van tijd het karwei af te maken. Door het monteren van twee kogelstopkranen hoefde niemand last van het langdurig afsluiten van de hoofdkraan, die kon weer open.

Ik verheugde me al op de rubrieken in Quote en Vriendin, de lectuur die je normaliter aantreft in de meeste wachtkamers. Een beetje bewuste arts heeft daar nog een WNF blaadje aan toegevoegd. Maar van lezen zou niks terecht komen. Want de afslag naar de vinexwijk waar mijn tandarts praktijk houdt, was afgesloten wegens werkzaamheden aan, jawel, het riool. Tja, natuurlijk vereist ook op dit niveau de afvoer soms enig onderhoud. Braaf volg ik de gele bordjes, die mij via de achterkant de nieuwbouwwijk in loodsen. Ik vraag me af wat er in de maand waarin het riool wordt opgeknapt, met al het afvalwater gebeurt. Een omleiding via een andere wijk geeft natuurlijk al gauw stront, in de meest letterlijke betekenis. En de bron tijdelijk afsluiten, in de vorm van één of andere hoofdkraan, leek me alleen op micro-niveau, zoals ik even tevoren deed, haalbaar. Voor een hele wijk, en dan gedurende een paar weken, zal dat vast niet gebeuren.

Het gevoel alsof een botte appelboor zich rond mijn stompje tand in mijn vlees zet, haalt me ruw uit mijn overpeinzingen. De assistente begrijpt gelukkig gauw wat ik met mijn gegesticuleer bedoel: 'Oh, je wil dà ik je in je han knijp?!' De zuiger en de vele mond tampons kunnen het bloeden niet stelpen. Ze hebben een uur voor me ingeruimd. Het maken van een foto, -voor een vrouw in mijn positie wordt dit afgeraden- sloegen ze over. Mijn mond blijft zich, getuige het commentaar van de tandarts -ik zie er zelf niks van-, vullen door een niet te stoppen bloedtoevoer. Van vullen kan, ze zegt ze, op deze manier geen sprake zijn. Onwillekeurig trek ik een vergelijking met het afdoppen van een leiding, terwijl de hoofdkraan openstaat.

Ten einde raad vraagt ze Priscilla om de 'witte boor'. Het klinkt als een noodmaatregel. Ze wil een randje tandvlees bij me wegbranden, zodat ze over kan gaan tot het opbouwen van de afgebroken kies zonder te worden gehinderd door plassen bloed. Na een paar venijnige verdovingen, ruik een een schroeilucht uit mijn mond opstijgen. Door de verdoving lukt het me opnieuw om mijn gedachten terug te voeren naar mijn eigen werk. De verloopstukjes van de waterleiding pasten perfect, en toch vloeide de soldeer onvoldoende in de naad. Misschien zou een 'witte boor' mij kunnen helpen. binnenpretje. Terwijl ik er lustig op los fantaseer, zegt de tandarts opeens dat ik me kan oprichten, dat ik kan gaan. Het heeft geen zin, zegt ze, kom volgende week maar terug. Verbaasd vraag ik of ze denkt dat het bovenmatig bloeden dan vermindert zal zijn. Ik zal per slot van rekening nog een half jaar in omvang zullen groeien, voordat mijn bloedsomloop weer enigszins is genormaliseerd.

Ik vertel haar over de overeenkomsten die ik zie tussen mijn werk en het hare. Ware het dat ik in dergelijke gevallen de hoofdkraan kan dichtdraaien. Ik spoel mijn mond met veel water. Een roze draaikolk verdwijnt in de afvoer. Ergens naar toe.