dinsdag 1 december 2009

Werklui versus welzijnwerkers

Ik schilder het kozijn voor huis. Het is de laatste maand van het jaar. Weliswaar de eerste dag ervan, maar toch. Het is niet guur en niet koud, eerder warm vandaag. Ik was mijn klus vroeg begonnen. Maar de werklui van de overkant waren me uiteraard vóór geweest. Die waren al uren eerder in de weer met dakpannen, kitspuiten en raamlatten. De rode mannen werkten op het dak, de witte op de steigers en er waren ook groene mannen. Die namen de hekjes en tuintegels voor hun rekening.

De nieuwe kozijnen die worden geplaatst zijn van kunststof. Praktisch, hoeft nooit meer een laag verf op. Ook de groene mannen nemen geen halve maatregelen en trekken met een graafmachine een rij coniferen uit de grond, ontwortelen berken en leggen er perfect egale betontegels voor in de plaats. Lekker makkelijk voor de nieuwe bewoners.

Of het mooier is weet ik niet. Terwijl ik me uitleef in het zo strak mogelijk afwerken van mijn kozijn, wandelt er een oude bekende voorbij. Hij is grijzer geworden. Hij loopt met zijn fiets aan de hand te genieten van de ochtendzon. Tien jaar geleden bestierden we samen een huis dat aan jeugd vertier moest bieden. Het reageren op overlastmeldingen van de politie en het werven van vrijwilligers vanuit 'de doelgroep' was ons werk waarvoor we betaald werden. En vergaderen natuurlijk. Allemachtig wat heb ik een hoop genotuleerd in die tijd. Opschrijven wat werd gedaan. Voor het archief. 'Wie dit leest krijgt een zak drop', schreef ik eens middenin een verslag. Ik was slechts één portie drop kwijt. Het team bestond uit meer dan tien mensen.

Het resultaat van dat welzijnswerk was moeilijk meetbaar. Om daar toch wat van te maken werd er nòg meer opgeschreven. De 'doelgroepvrijwilligers' keken met scheven ogen naar de managers die er voor werden betaald om aan geldschieters uit te leggen hoe goed we ons werk deden. Hoe onmisbaar het toch was wat er in het honk gebeurde.

Mijn oud-collega neemt de door mij aangeboden koffie aan. We kijken samen naar de gestaag vorderende arbeid aan de overkant. Werk dat wèl meetbaar is, waar wèl precieze offertes voor gemaakt kunnen worden, materialen, manuren, vierkante meters, pallets met dakpannen, isolatieplaten. Eén van de groene mannen, blijkt een voormalig vrijwilliger te zijn uit het jeugdhonk. De jongere is nu ouder.

We beoordelen ongegeneerd het resultaat van de werklui. Een kop koffie in de hand. Een minivergadering van geflopte welzijnswerkers op de stoep. We zijn het nog niet verleerd. Alleen de notulist is er niet. Of toch wel? Zie de tekst hierboven.

dinsdag 13 oktober 2009

Justitianus, heilige Irene, de maagd Maria en Allah


Als Romeinse keizers opdracht geven tot het bouwen van een kerk.
Waar je dan dus gewoon vóór staat.
En dan te bedenken dat die Constantijn, of dan toch in ieder geval Justitianus (het eerste bouwwerk, van twee eeuwen eerder, brandde af) hier ook ooit heeft moeten staan.
Dan wordt geschiedenis tastbaar.
Magisch.



Maar we kunnen er niet in. Deze kerk uit de vierde eeuw is maar zelden open. Dit in tegenstelling tot Irene's grote zus, de Hagia Sofia, die, op het Topkapipaleis na, de grootste toeristenattractie is van Istanbul. Maar die heet officieel dan ook geen kerk meer, maar moskee. En zo prijkt er 'Allah-o-Akbar' naast het gouden mozaïek van de heilige maagd Maria. En de keizer naast Jezus. Ook een soort goden, toch?

dinsdag 29 september 2009

Bejaarden achter de tralies

Er waren eens twee oude mannen, beide in het herfst van hun leven. De één aan de vooravond van zijn pensioen, de ander zou gehuldigd worden. Ze zouden de vruchten plukken van hun inspanningen, in de schijnwerpers staan. En dat deden ze deze week beide, de krant halen. Ze hadden het aan kunnen zien komen, waren gevlucht geweest maar hadden zich redelijk vrij gewaand. Maar justitie slaapt blijkbaar niet in tijden van crisis en pakte de mannen op.

De slachtoffers van man één waren politieke tegenstanders geweest. Hij had ze naar de plaats van bestemming gevlogen en daar waren ze in zee gegooid, levend. Hij had zich gevestigd in Nederland en was genaturaliseerd. Nu, dertig jaar later, was hij gearresteerd in Spanje en het land waar de misdaad was gepleegd, Argentinië, vroeg om zijn uitlevering. Zou deze man ook mij naar mijn vakantiebestemming hebben gevlogen, en heb ik wellicht voor hem geapplaudisseerd nadat hij de airbus veilig aan de grond had gezet in Thessaloniki of Montpellier, luchthavens waar je vlak voor de landing zo mooi laag over de zee scheert?

Het slachtoffer van man twee leeft nog. Ze is intussen een vrouw van in de veertig. Destijds een meisje van dertien. Hij had haar gedrogeerd en verkracht en, voordat hij achter de tralies kon verdwijnen, was ook hij over de grote plas gevlucht, naar het vrije Europa. Voor hem was het Frankrijk geweest waar hij zich had schuilgehouden. Hij schreef veel en zou een prijs krijgen voor zijn ouvre. Maar in Zwitserland wachtte hem iets anders. Hij komt nu alsnog voor rechter.

Gaat het om het aantal slachtoffers, is het schrijven van boeken een nobeler bezigheid dan het rondvliegen van vakantiegangers of gaat het om de houding van de dader? De piloot die geen berouw toonde, zelfs trots scheen op hetgeen hij deed en de schrijver die een schikking trof met het slachtoffer? Over de arrestatie van de eerste wordt in ieder geval met meer vanzelfsprekendheid geschreven dan die van de tweede. Maar het was toch juist de schrijver geweest die het meisje in zijn volle vrijheid had verkracht, of was hij slaaf van zijn eigen lust geweest? Ik neem aan dat dit niet gold voor de piloot, die zijn orders kreeg van het leger.

De moraal van het verhaal zal wel zijn dat misdaden wel kunnen worden toegedekt maar in ruil voor dat stilzwijgen wordt ook van de dader enige terughoudendheid verwacht. Mannen die iets op hun kerfstok hebben, kunnen zich maar beter iets nuttigs doen, in plaats van wegrotten achter tralies. Alles wordt gedoogd zolang men zich dienstbaar maakt. Een soort levenslange werkstraf dus. Maar wie gaat pochen of wil gaan genieten van zij oude dag heeft het mis. Hen wacht water en brood in plaats van uitrusten in een villa aan zee.

vrijdag 5 juni 2009

Na de rode dag

Het rode zeil wordt opgerold. De hokjes afgebroken, de potloden gaan terug in een doos.

'Aan geen enkel land kan democratie worden opgelegd. Maar dat vermindert mijn steun niet aan regeringen die de wil van het volk weerspiegelen,' Aldus Obama gister in zijn speech op de universiteit van Caïro.

Ik blader verder door de krant en twee foto's trekken mijn bijzondere aandacht; één van een synchroon vlaggende menigte en één van opeengepakte vluchtelingen op een gammel bootje. Andere plaatsen, andere mensen, beide groepsgewijs. Voor het gemak neem ik aan dat het ene plaatje is geschoten in een oord waar het met 'het respecteren van de wil van het volk' niet zo best is gestemd en dat de opvarenden op de andere foto ook uit een dergelijk land komen. De broer, zus, neef, studiegenoot van de vlaggers/opvarenden ging ook de straat op met een vlag/ook met die boot mee. Want dat was goed, zo zeiden ze. Wie zelf durft na te denken, wie oproept iets eens van de andere kant te bekijken, vragen stelt bij het vlaggen of liever thuis blijft, valt al gauw buiten de groep. Zijn we dan allemaal schaapjes?

Hier is wèl sprake van een democratie en gister kleurde ik op de valreep het rondje voor de politica van mijn keuze rood. Op de hoek van de straat ruimden een paar schilders hun steiger op. Op het terras voor het stemlokaal dronken mensen een biertje. Geld verdienen en het uitgeven, is dat voor de meeste mensen op deze aardbol niet de voornaamste reden van bestaan, de drijfveer om verandering te willen of naar elders te togen?

Obama: '(...) ik zeg speciaal tegen de jongeren: jullie kunnen deze wereld opnieuw opbouwen. Wij zijn allen maar korte tijd op aarde. De vraag is of we die tijd gebruiken om verdeeldheid te brengen of om een gemeenschappelijke grond te vinden voor een toekomst voor onze kinderen.'

In Caïro wordt de Amerikaanse vlag gestreken, de rode loper voor diens president opgerold. Het opkomstpercentage van de verkiezingen hier, kwam nergens boven de vijftig procent.

Waarschijnlijk zijn hier mensen aan de macht die de wil van het volk weerspiegelen; beetje geld verdienen, en het elders weer lekker uitgeven. Trouw bevestigt het: 'Van klant Jan (79) hoeft het ook niet, hij komt vloerbedekking kopen en bekommert zich niet om Europarlementariërs die hij toch niet kent.' Jan heeft straks zijn eigen rode loper thuis. Van zijn zelf verdiende centen, om mee te pronken bij de buren. Meer heeft hij niet nodig.

Er is niks meer om voor te strijden en iemand die verkondigt dat dit wel zo is, die verdeeldheid zaait, kan wèl rekenen op een grote aanhang: 'We worden nog veel groter', lichtte de blonde man op de buis zijn zege toe. Zijn strijd tegen de islam slaat kennelijk aan.

Obama begon zijn speech met een vredesgroet: assalaam aleikum. Hij vertelde over de tijdloze poëzie, kalligrafie en plaatsen van contemplatie die de moslimgemeenschap ons heeft gebracht.

Durft te denken.

donderdag 28 mei 2009

Manloos

Heerlijk, zo'n week alleen met de kinderen. Hij was er weliswaar niet toen er zwemlessen en speeltuin op het menu stonden, en om beide jongens op tijd op school te krijgen was het ook flink doortrappen. Maar verder was het puur genieten. Het bed helemaal voor mij alleen, of samen met de kleintjes, gezellig met alle kussens voorlezen in het grote bed.

'Ik ga een nieuwe papa kopen', zei Leo laatst, toen hij wakker werd. Toen ik hem vroeg of de zijne niet goed genoeg was, stelde hij zijn plan wat bij, hij zou een vader húren, om spelletjes mee te spelen als zijn papa even weg was. Maar voor mij was noch het kopen noch het huren van een man een optie. Geen bezette wc's, douches en computers meer. Bovendoen drinkt hij al je koffie op, propt de vuilnisbak vol totdat hij kraakt en laat handdoeken hangen als dweilen aan een haakje.

Het ontbreken van een partner noopt kinderen bovendien tot actie en berusting. 'Nee, ga zelf je schoenen maar zoeken' en 'opruimen hoort bij het spelen, jongens.' Er is tevens geen tweede ouder bij wie kan worden gezeurd: 'Mag ik van jóu dan wel op de tv?'. En niemand kan de door mij ingestelde beeldschermvrije dag met voeten treden.

Geen borstharen in bad en geen schoenen op de mat, geen waterbad rond de gootsteen en geen vieze vaatdoekjes, doordrenkt met melk en koffie. Boodschappen kunnen eenvoudig lopend worden gedaan, - er wordt minder gegeten-, en de krant is voor mij alleen. Geen klont met kleren meer in de slaapkamer en een week lang geen opgerolde hemdsmouwen en sokkendrollen bij de was. Geen bezwete sport t-shirts meer buiten verkleurend in de zon of doordrenkt van de regen met zijn verschimmelde schoenen ernaast. Alleen mijn eigen troep.

Ook mis ik niet zijn kritische visie op mijn soms wat bizarre opvoedpraktijken, die ventileert hij per slot ook niet als hij wèl aanwezig is. Daarentegen gromt grote zoon wel dat ik zijn broertje minder hard moet aanpakken. En die maant zíjn kleine broertje weer om op te schieten met zijn broodje en vooral geen melk te morsen. De vaderrol dreigt te worden overgenomen.

Vandaag komt manlief terug. Met het vliegtuig van ver. Terwijl ik de afwasser leegruim -voor het laatst gevuld op mijn manier- schrik ik van de plas water die er in staat, de pomp is stuk. Er is genoeg te doen vandaag, dit kan ik er niet bijhebben. Híj mag zich er bij thuiskomst over buigen. Ik stort me op de laatste was en schrik van de rotzooi in de slaapvertrek. Op het echterlijk bed zie ik broeken, pyama's, vesten en hemdjes, allemaal van mij, opgehoopt op zijn bedhelft. Het filter van de droger zit vol shag van grote zoon en de heuvel handdoeken op de vloer begint onfris te ruiken. De oudpapierbak stroomt over en de lege flessen hangen al dagen aan de deur.

Afwezigheid van de ander verandert niet mijn ogen maar wel mijn blik.

donderdag 30 april 2009

Vuile was

7 uur 's morgens, het huis is nog in diepe rust. Na een ochtendplas, vouw ik de was. Als ik de kleren van Frans op zijn kamer wil leggen, zie ik, na het openen van zijn deur, twee geschoeide voeten over de rand van de bank heen steken. Op de tweede bank ligt een tweede vriend van Frans te pitten. Het raam staat open, de ochtendmist verfrist de berookte kamer. Degene die aan de voeten vast zit ken ik. Ik sprak een dag eerder uitgebreid met zijn moeder. Ze was het zat, had de politie gebeld, de maat was vol. Wat er aan vooraf ging weet ik niet, vuile was hangt men niet buiten. Ik leg een deken over de jongen met de schoenen.

Beneden bel ik zijn moeder. Nee, ze wist niet dat ie bij mij was, en is blij dat ik haar bel. Vanmiddag om twaalf uur heeft hij een gesprek met haar en zijn stiefvader. Hij gaat hij het huis uit, als hij het nog eens flikt. Of kapotte ramen en een tafel niet genoeg zijn? Nou, eigenlijk was het de vader die hem nog een kans wilde geven. Ik wens hen succes en adviseer haar om die morgen gewoon aan het werk te gaan.

12 uur 's middags. Ik laadt de pakken laminaat en de verfemmers uit. Ze gaat de slaapkamer van haar dochter, die net uit huis is, grondig opknappen. Alle punaisegaatjes van de aanbeden filmsterren, alle plekken op de muur, niks blijft bij het oude. De kinderbijslag is gestopt, ze sloot een lening af waarmee ze onder meer een nieuwe wasmachine voor dochter kocht. De gulheid blijkt ook eigenbelang: ze vreesde dagelijks haar dochter op bezoek met bergen was.

Om 7 's avonds schuif ik fris gedoucht aan tafel. Vader kookte een pan pasta voor een weeshuis. Na twee happen gaat de telefoon. Nee hoor, mijn vakantie stoor je niet, je onderbreekt alleen mijn eten. De jongen, die al jaren de puberleeftijd is ontgroeid, maar met zijn bijna even oude zus en beider aanhang nog immer het moederlijk huis bewoond, vertelt het verhaal van de uit de hand gelopen ruzie. Hij komt met zijn liefje mijn kant op. Ik bel de zus nog even thuis en laat haar haar kant van het verhaal vertellen. Moeder is niet met vakantie. Het is flink bonje.

De pan pasta komt goed van pas. Met wat tranen en bibberende handen komt er een verhaal van aangekoekte afwas, te harde muziek, uitgedraaide stoppen en ja, ook van de was die niemand ophangt. Vele sigaretten later zitten de twee vechtende, bijna volwassen vrouwen, die ongewild samen één huis bewonen, met elkaar aan de telefoon. De ene schoonzus is dronken, de ander is in tranen.

Het lijkt me beter dat jullie hier vannacht blijven. Ik zet boven het droogrek aan de kant, maak een bedje op en wens het stel welterusten.

Een nieuwe nacht, met nieuwe gasten.

zondag 5 april 2009

Multiculti zondag

De zonnige morgen is er voor zwervers die ontwaken en paartjes die elkaar innig ten afscheid kussen, alvorens met een euforische glimlach, alleen verder te sluipen. Na een paar uur komen de joggers en de wandelwagens. Ze moeten laveren tussen de flessen wijn en pizzadozen, die getuigen in het gras van een gezellige zaterdagnacht in het park. Een ijverige moeder raapt de ergste troep op. Studenten gaan voetballend hun kater te lijf.

Een chinese oma, geheel gehuld in roze, inclusief haar nikes en sokken, heeft haar steile zwarte haar netjes in de krul gezet. Ze praat Mandarijn met het peutermeisje naast haar terwijl ze haar handen ingraaft in het zand. Twee andere Chinese kindjes worden vergezeld door hun adoptievader.

Een blonde slanke man duwt een kindjes op een draaimolen. Ze ogen minder oosters, maar lijken zo uit het boek 'De vliegeraar' te zijn gelopen. Peper en zoutstelletjes zitten zwijgzaam op de bank. De producten van hun passie hobbelen, afhankelijk van hun leeftijd, met gespreide armpjes door het gras of manen hun ouders hoog vanuit het klimrek, om naar boven te turen. De halfbloedjes die het roepen moe of ontgroeid zijn, dribbelen met een basketbal. Een groepje jonge Portugezen passeert per fiets de speelplaats.

Zouden dezelfde kinderen hier over een kwart eeuw zelf op een bankje liggen? Of stiekem wegsluipen na een heerlijk slippertje? of joggen ze zich fit om de maandag weer fris op kantoor te verschijnen.

donderdag 26 maart 2009

Roken tegen geweld

'Onderzoek heeft aangetoond' is een veelgehoorde kreet. Het verleent status aan hetgeen men zegt. 'Ah, het is aangetoond, door middel van onderzoek nog wel, tjonge, nou, daar kan men niks meer tegenin brengen!' Welk onderzoek, waar, met en door wie is eigenlijk niet van belang. Te lang, te ingewikkeld. Blijft niet hangen.

Voor sommige verbanden is geen onderzoek nodig. Zoals de relatie drank-agressie of roken-kanker. Hoewel over deze laatste de meningen zijn verdeeld. Als we deze daden en hun gevolgen nu eens in een mooie matrix vatten en een beetje gaan gogelen. (god, wat staat dat raar, ben inmiddels gewend aan het werkwoord googlen). Heeft drank ook met kanker van doen?. Er zijn mensen die het tegendeel beweren. Een glas rode wijn per dag zou kanker zelfs tegen gaan. Maar ook daar rijzen natuurlijk vragen als; wat aten de wijndrinkers in het onderzoek, waren ze erg relaxed, hadden ze meer geld of dronk de controlegroep juist een kankerverwekkend soort cola? Wie zal het zeggen.

Daar waar alcohol schenken nog steeds een meer dan geaccepteerde manier van sociale omgang is, delft de sigaret het onderspit. Ik betwijfel of de directe schade die door meeroken wordt veroorzaakt zo veel schadelijker is dan de gevolgen van alcohol. Want de klappen die thuis vallen na een glaasje te veel, tellen natuurlijk niet mee. Hoe zou je die ook meten. Alleen straatgeweld wil nog wel eens de krant halen. Misschien is tegen deze laatste vorm van agressie, het recente rookverbod wel een probaat middel.

Want wie kent ze niet. De groepjes samengeklonterde paffers op de stoep van al die hippe kroegen. Vooruitlopend op de opwarming van de aarde zijn de straten in de stadscentra van Nederland opeens net zo vol als de ramblas in Barcelona. Zij zien misschien niet méér dan al die camera's die het centrum sieren, maar de opgefokte dronkaard herkent in die stoeproker wel een stukje geweten. Zodra twee mensen op de vuist gaan, staan er tien paffers om hen heen. En het zal niet nodig zijn, ze laten het uit hun hoofd. Veel te veel getuigen. Lang leve de verstokte rokers!. Ze sterven dan wellicht jonger, ze behoeden ons tevens voor nog meer gesneuvelde Joes Kloppenburgs en Meindert Tjoelkers. Wie sociale controle wil, gaat gewoon roken! Daar kan geen onderzoek tegenop.

zaterdag 7 maart 2009

Water en vis

Traag trap ik de trappers rond in cirkels. Kees en Leo gaan naar zwemles. Ze hebben geen zin. Ze hebben nooit zin. Zit in de familie. Ik had ook nooit zin, moest op mijn vijfde nog vóór de school begon in dat koude bad. Hun broer Frans kreeg al nachtmerries als hij nog zes dagen verwijderd was van de volgende les. En tante en opa?, zij vinden zwemmen wel leuk, ware het niet dat dat water altijd zo nat is. Hun honderdjarige oma leerde alles pas op mijn leeftijd. Schilderen, vreemde talen, piano spelen en ja, ook zwemmen dus. Maar als haar voeten de grond niet raakten, vreesde ze te verzuipen.

Ze is gevallen, die oma. Nu moet er een pin haar heup. Vorige week versloeg ze me, met domino, vier keer. Vóórdat ik mijn vertrek in gang zette, fileerde ik de vis voor haar. Voor 's avonds, voor op brood, voor als ze weer alleen was. Ze watertandde bij het zien van het vette vel: 'Moet dat weg?'. De thee en de twee koeken hadden haar lekkere trek niet gestild: 'Geef me een stuk', zei ze, met haar ogen gericht op de gefileerde stukken die ik verdeelde over bakjes. 'Waarom doe je dat daarin?'. Tja, voor zo'n op vis verzotte oma hoeft niks te worden verdeeld. Ze krijgt die makreel ook zo wel op. En ze heeft dat, zodra ik mijn hielen had gelicht, misschien ook wel gedaan. Een dag later moest ze overgeven. En nu is ze onder het mes. Maar dat komt niet door de vis.

Terwijl Leo en Kees poedelen in het zwembad, wacht ik bij de visboer. Dit keer neem ik haring. Het is druk. De één wil vier, de ander zelfs acht matjes. De leeftijd van de gemiddelde klant is twee maal die van het personeel. Tachtig-veertig, zeg maar. Terwijl er tientallen haringen worden gekaakt, luister ik naar de praatjes en de liedjes, de visboer is in een goede bui. Als ik mijn Hollandse nieuwe weghap, denk ik aan haar, aan oma. Mijn buurvrouw bij de viskraam loopt met een rollator, net als zij. En net als die vrouw, is ook oma dol op vis.

Met mijn gedachten ergens anders, droog ik mijn jongens af. Traag fietsen we weer terug naar huis, in de eerste voorjaarszon.

woensdag 4 maart 2009

Verandering van kleur.

De voorjaarsvakantie is voorbij maar voorjaar is het niet. Krokussen kruipen met hun groene spichtige sprieten voorzichtig uit de koude grond. Net mensen, het barst van de geboortes. Dikke buiken veranderen spontaan in rijdende kinderwagens. Evenzoveel mensen lijken te overlijden nu de natuur weer op springen staat. Sommigen kiezen voor een combinatie van beide. Ze scheiden, verhuizen en verdelen huis en haard, kind en hond en verven zich een slag in de rondte in een poging de voorbije relatie te doen vervagen.

Vanmorgen bezocht ik de vrouwelijke helft van een geknald koppel. Onder het genot van een kop thee kreeg ik les in selfmade rebirthing, yoga, meditatie en negatieve energie die er uit moest. Schulden, woede en het herbouwen van een nieuw eigen leven op de brokstukken van een eerdere relatie. Volgens haar zelfs die van generaties her. Ze laat haar theorieën los op mijn eigen pedagogisch gekronkel. Over Leo die niks lijkt te horen en Frans die me een bloedneus slaat. Wat kinderen je willen zeggen, waar pijn kan lijden tot zelfdestructie. Ze praat over Tzolkin, gele slangen en rode draken. Ik hou zo veel als mogelijk bij toeval.

Er waait een koude Noordenwind, de zon verwarmt nog weinig. Ik laat het gezegde op me inwerken. Als ik mijn straat inwandel zie ik een vader die zijn hond uitlaat. Hij is gescheiden van zijn land en sinds kort ook van zijn vrouw en kind. Ja, hoor, hij wil best een kop koffie. Terwijl zijn hond en mijn kat elkaar besnuffelen hoor ik de frustratie van de vader. Niet elke dag meer samen wakker worden naast je eigen kind maar ook de vrijheid naar eigen smaak de muren geel, de bank groot en de kamer leeg te maken. En, wat zij nooit wilde, de muren lekker wit, doet ze nu juist wel! Onbegrijpelijk.

Als ik hem uitlaat zie ik dat de krokussen hun kopjes lijken uit te rekken. De gure wind trotserend, vastbesloten de prille voorjaarszon te vangen en om te zetten in paars, geel of wit. Al naar gelang wat hun wortels ze meegeven. En in welke bui de koper van hun bolletjes destijds was en waar ze -toevallig?- zijn geplant.

dinsdag 24 februari 2009

Wederzijdse zorg

De vakantie is voorbij. Een nieuwe dag begint. Vader smeert broodjes, Leo doet zijn schoenen aan, Frans rijdt weg op zijn fiets en Keesje zoekt zijn jas. De uitbesteding van de zorg zet zich weer in beweging. De school en crèchedeuren zijn weer open.

In de trein is het vinden van een zitplek lastig. Velen blijven staan op het balkon. De controleur -altijd goed om deze handhaver der wet in te zetten, zo vlak een vakantie-, geeft het vriendelijke advies om een ander eens te vragen een tas van een zitplaats weg te halen. Maar vragen schijnt de basebalpetjes en bomberjacks vreemd. Mij niet.

Ik mag gratis met de bus, de kaartjes zijn op en de rest rijdt met ov. 'Het is anders zo sneu' zegt de chauffeuse, bij het zien van mijn verbaasde blik.
'Ja hoor, mevrouw, die plek is vrij'. De vlotte jongen neemt z'n tas op schoot en praat vrolijk verder met zijn studiegenoten aan de andere kant van het middenpad. Eén van hen had onlangs opgepast bij de kerk: 'Vooral zo'n jochie van acht, dat was echt een kutkind'. Er volgen meer oppasverhalen. 'Ze halen altijd lekkers in huis', 'Ik hoef echt niks te doen. Ze liggen altijd al in bed. 'Beetje chips eten bij de buis'. Maar ook aan luxe baantjes kleven nadelen: 'Ze kopen echt vet veel, man, zijn bang dat ik iets niet lus, of zo'. 'Dan zijn ze gewoon boos als ze thuiskomen, dat ik niks heb genomen! Maar soms heb ik gewoon geen trek, geen dorst'. 'Ja', zegt de jongen: 'Mijn oma ook, ze leeft heel zuinig, eet nooit iets extra's en toch ligt de hele kast vol chips en drinken, voor het geval er iemand langs komt. Ik sta op, wurm me tussen de schooltassen door en wandel naar de grote flat.

'Oh, ben jíj het' zegt ze zacht. Ik zoen haar perkamenten wang. Ze gaat weer zitten en ik ruim haar ontbijtrestjes van tafel. 'Zet zelf maar even maar koffie, meid, en pak maar wat lekkers uit de kast'.

woensdag 18 februari 2009

Krokus logistiek

Tot drie keer toe stormt en een kudde bizons langs mijn slaapkamer. Het blijkt zoon Frans te zijn. Deze vakantie is erg geschikt om de aan hem opgelegde taakstraf uit te voeren. De kudde zoekt tevergeefs zijn sleutelbos. Drie minuten voordat hij aanwezig dient te zijn op zijn 'werk', racet hij de straat uit op mijn fiets. Ik ben zonder dat ding onthand, maar leen die van de vader. Die daardoor geen boodschappen kan doen en de broertjes niet naar hun speelvriendjes kan brengen.

Via een lege trein, -ha eindelijk kan ik eens zitten-, en een volle bus -nooit geweten dat er zoveel kinderen scholieren op pad gingen als hun scholen gesloten zijn- wandel ik binnen bij oma. Haar hulp heeft ook vakantie dus ik moet flink aan de bak. De pillen zouden worden gebracht maar komen niet. Ik moet zelf naar de apotheek.

Van de pillen loop ik naar de natuurwinkel. Oma zweert bij 'goed spul'. Ze wil beslist 'geen rommel' op haar eten. Vroeger beantwoordde ze mijn 'ik lus het niet' met een veelbetekenend 'maar het is goed spul'. En daarmee kon ik het dan doen. En aten we die tuinbonen of alfalfakiempjes of wat dan ook. We kwamen altijd een paar kilo aan nadat we bij haar hadden gelogeerd. Was geen overbodige luxe. We waren mager toentertijd en oma kon lekker koken. Nu moet ik op haar letten. Opdat ze niet te veel afvalt. Mijn omaatje.

Het enige blik kippensoep dat nog in het schap staat is flink gebutst. Maar een alternatief is niet voor handen. Want oma loopt vast niet warm voor 'mosterdsoep met boerenslak' (hoe kómen ze er op, zou er soms een markt zijn voor voedsel met onfrisse namen?).

Met lamme armen van de tassen sjok ik terug naar de duttende oma. Na het wassen, zuigen, soppen en gieten pak ik weer de bus naar huis. Oma's slurpt gulzig van de soep uit het gebutste blik. Het vet druip van haar kin.

Thuis wordt het sleutelcaroussel van die morgen herhaald in omgekeerde richting. Frans sleutels zijn weer boven water. De taakstraf zit er op. Ik krijg mijn fiets terug. En vader de zijne. De broertjes kunnen morgen weer spelen en inkopen kan weer per fiets worden gedaan.

donderdag 29 januari 2009

Ochtendgekwetter

Kees heeft wel wanten aan, maar tussen de bovenkant van zijn sokken en de onderkant van zijn broek blijft nog een stuk bloot been zichtbaar. Hij klaagt niet, dus waarom zou ik dat wel doen. Toen ik zaterdag dezelfde route fietste keken we vooral omhoog, naar de bomen die de eerste zon op hun kale takken vingen. Naar de vogels die we hoorden maar niet zagen. Nu overstemt de verkeersdrukte de vogels. Die zullen het trouwens wel koud hebben. Forenzen zijn er wel. Ze vliegen voorbij en kwetteren en kwinkeleren. Mijn versnelling blijft steken in de één vanwege de vorst. We worden veelvuldig ingehaald. Flarden van conversaties komen voorbij: "Ik heb nog gezegd dat ze het beter niet kon doen" of "Vooral die blonde en die bruine zijn vreselijk", gevolgd door een uitschietend 'focking'. Het vervolg en de aanloop ontbreken. En daarmee is de context van alle woorden zoek. Wat wel opvalt is de continuïtiet van de derde persoon in al die gespreken. Uit vrijwel alle halve en hele zinnen valt een 'hij' of een 'zij' op te pikken.

Roddelen zou een zonde zijn. Althans, kwaadspreken is niet iets waarop men zich laat voorstaan. Toch doen we het voortdurend. Zou er binnen vluchtige werkcontacten -waar ik de passerende fietskoppels voor het gemak maar even onder schaar- ook meer over anderen worden gepraat dan bijvoorbeld binnen een huwelijk het geval is? De uitzondering die de regel bevestigd fietst voorbij: 'Dat komt alleen omdat jíj er bij bent'. De ontvanger van het compliment, draait niet glimlachend zijn hoofd, maar blijft strak voor zich uitkijken. Twijfelt hij aan zijn kwaliteiten, is dit zijn personal coach die hem een veer in de kont steekt?. Of maakt ze hem omslachtig het hof?

Ik til Kees uit het fietsstoeltje. Zijn beker en appel worden uitgepakt, de kapstok zorgvuldig uitgezocht. Een medemoeder buigt zich naar hem toe: 'Wil je een keertje met Meike spelen?'. Kees kijkt strak naar zijn tenen en zwijgt, ook bij herhaling van de vraag. De moeder bedekt haar teleurstelling met vertedering (ze gaat verhuizen en heeft oppas nodig). Zodra deze uit beeld is zegt Kees fel: 'Meike is stom, ze is een meisje, ze pest me!' Praten over de ander is zoveel veiliger dan rechtstreeks.